Er bestaan 2 soorten Canadese ganzen. De Kleine en de Grote en van de grote 7 ondersoorten. Van nature zijn deze soorten die uit Noord Amerika komen zeldzame dwaalgasten.  Echter verwilderde exemplaren van park en siertuinen zijn net als de Nijlgans inmiddels met een flinke mars bezig. Sinds 1975 broeden ze ook in Nederland en niet toevallig sinds de negentiger jaren is die opmars echt op gang gekomen met ca 25- 30 % toename per jaar. Hun hoofdvoedsel bestaat nl uit eiwitrijk grasland en dat bieden de veeboeren ze in ruime mate aan, sinds die tijd. De grote Canadese gans is bijna zo groot als een zwaan en weegt tot 9 kg.

Bijzonder
Ganzen kunnen tot 30 jaar oud worden. Adulte ganzen ruien alle slagpennen
tegelijkertijd en kunnen daardoor 1 maand niet vliegen. De rui valt meestal
samen met de periode waarin de jongen zich in het nest bevinden. Anders dan bij
eenden hebben mannetjes en vrouwtjes hetzelfde verenkleed. Ganzen trekken in
familieverband of grote troepen. Ze vliegen in V-vormige formaties, waardoor de volgers gebruik van de lift die volgt uit de vleugelslag van de voorganger. Tijdens het
vliegen communiceren de ganzen met elkaar. Als een gans ziek wordt of gewond raakt en daardoor niet meer in staat is mee te vliegen dan zullen twee ganzen bij de zieke gans blijven totdat deze hersteld is of overleden.  Canadese ganzen paren soms ook succesvol met andere ganzen soorten zoals brandgans en Grauwe gans zodat er allerlei verwarrende kruisingen  gesignaleerd kunnen worden.

Waar

In 2006 werden er al 20,000 exemplaren geteld. En met 25 % toename  per jaar sinds die tijd kan dat aantal nu ruim verdubbeld zijn. Canadese ganzen zijn geslachtsrijp op tweejarige leeftijd. Vooral in de natte delen van Nederland weet hij zich uitstekend te handhaven. Rond de grote rivieren zijn Canadese Ganzen al een gewoon verschijnsel geworden. Het lijkt erop dat hij ook zijn weg naar de Haarlemmermeer heeft  gevonden met een populatie rond de Westeinderplas en bij het Kunstfort.