De meest algemene amfibieënsoorten van Nederland zijn de bruine en de groene kikker, de gewone pad en de kleine watersalamander.
Salamanders zijn bijzonder koude tolerant. Al bij temperaturen net boven
het vriespunt en watertemperaturen rond 8 graden komen ze uit hun
winterslaap in februari. De kleine watersalamander wordt 11 cm lang. De
mannetjes hebben in de paartijd een brede rugkam. Vrouwtjes zijn
bescheiden bruin gekleurd. Als larve eet de kleine watersalamander vooral
kleine kreeftjes, zoals watervlooien. Volwassen dieren eten wormpjes en
larven en ook kannibalisme komt veel voor. Larven en volwassen dieren
hebben veel vijanden: grote waterinsecten, vogels en vissen. De kleine
watersalamander kan wel 25 jaar oud worden, maar wordt in het wild
meestal niet meer dan 6-7 jaar.

Bijzonder

De kleine watersalamander is één van de best aan land aangepaste
soorten salamanders. Alleen voor de paring en om eieren te leggen komt
hij in het water. Op land en in het water is de huid en het voorkomen
nogal verschillend: droog en isolerend op land en glanzend en ademend in
het water. In heel Europa is hij wettelijk beschermd. Het vangen van de
salamanders, zelfs om deze uit te zetten of de larven op te kweken is dus
verboden, omdat ze altijd op zoek gaan naar hun geboorteplek en op die
reis meestal omkomen. Vervuiling en het verdwijnen van het leefgebied
hebben een negatieve invloed op de populaties en het graven van vijvers
en sloten een positieve. Salamanders kennen regenatie: het weer
aangroeien van ledematen.

Waar

De kleine watersalamander stelt weinig eisen aan zijn omgeving. Hij houdt
van rommelhoekjes met dakpannen en takkenhopen. In alle heldere
watertjes met waterplanten staan kan hij zijn eieren afzetten. Daarom
vindt hij zijn weg naar de meeste tuinvijvers, zeker als daar geen vissen
leven. De soort komt in heel Europa voor behalve in het Iberisch
Schiereiland en het hoge noorden. Ook in de Haarlemmermeer is hij op
veel plekken aan treffen.