Deze week een insect dat (nog) niet in de Haarlemmermeer is waargenomen. Echter
de eikenprocessierups is al wel onverwacht dichtbij waargenomen (bij Sassenheim)
en de grote vraag is of en zo ja wanneer hij ook hier opduikt. Onze oplettende
medewerking wordt daarom gevraagd vanuit het instituut in Wageningen dat zich met
dit plaaginsect bezighoudt.
De eitjes van de rups komen uit zodra de eerste jonge eikenbladen uitlopen. Na de
3e vervelling (half mei- eind juni) krijgen de rupsen de gevreesde brandharen op de
rug. De rupsen worden 3.5 cm lang. Overdag zitten de rupsen in nesten aan de
zonnige kant van eikenstammen. De nesten bestaan uit een dicht spinsel vol met
vervellingshuidjes, (brand)haren en uitwerpselen. De rupsen eten ’s nachts, waarbij
ze zich in lange slierten ‘kop aan staart’ verplaatsen. Hieraan hebben zij hun naam
processierups te danken. De rups ontwikkelt zich vooral tot een plaag in zomereiken
langs lanen en in erfbeplantingen. In bosgebieden lijkt er een biologisch evenwicht te
bestaan met zijn natuurlijke vijanden, waardoor er nauwelijks problemen ontstaan.

Bijzonder

De brandharen van de rups vormen voor mens en dier (vooral hond) het probleem.
De meeste haren zijn 0,2 -0,3 mm lang. Elke rups heeft er tot een miljoen van. De
pijlvormige haren kunnen huid, ogen en luchtwegen binnendringen. De stoffen die
van de haren afkomen, veroorzaken een op allergie lijkende huiduitslag, rode ogen
en hevige jeuk, die tot 2 weken kan aanhouden. Meestal verdwijnen de klachten
vanzelf. In zeldzame gevallen kan braken, duizeligheid en koorts optreden. De
rupsen hoeven niet te worden aangeraakt om last te krijgen. Ook door de wind
verspreide haren kunnen voor passanten gevaarlijk zijn. De brandharen blijven ook
na het vertrek van de rupsen (jarenlang) in de nesten aanwezig.

Waar

De plaag van de eikenprocessierups begon in 1991 in Nederland met de ontdekking
van enkele nesten bij Hilvarenbeek. De soort verspreidde zich daarna over de
zuidelijke provincies. In 1997 verdween de soort vrijwel en er werd gedacht dat dit
insect wel weer uit Nederland zou verdwijnen. Maar door de warme zomers en droge
winters sinds 2004 is de opmars dit jaar tot Sassenheim gekomen.