I.v.m. de opening van het insectenpad in het Haarlemmermeerse Bos op 21 juni,
deze week een insect als onderwerp: Iedereen kent de altijd bedrijvige hommels,
waarvan een tiental soorten lgemeen zijn in Nederland. Het bedrijvige gezoem maakt
vaak een idyllische indruk, maar schijn bedriegt soms. Deze week wil ik u attent
maken op een bijzondere groep van hommels die maar weinig bekend is: de
koekoekshommels en hoe deze aan hun naam gekomen zijn.
Het beste onderscheid tussen hommel en koekoekshommels is de beharing. De
beharing van een hommel is dicht en die van koekoekshommels is wat spaarzamer
waardoor het pantser glanzend zichtbaar is. Het gedrag van koekoekshommels is
opvallend zenuwachtiger dan dat van hommels en bij het vliegen maken ze een
zwaar brommend geluid
Bijzonder
Koekoekshommels heten zo, omdat ze zelf geen nest bouwen, maar een nest
binnendringen en eitjes leggen die door de werksters van de ‘overgenomen kolonie’
verzorgd worden. Bij koekoekshommels kennen we alleen vrouwtjes en mannetjes
(en dus geen werksters, die bij hommel- en bijenvolken het grootste deel van een
volk uitmaken). De vrouwtjes overwinteren en komen iets later te voorschijn dan de
hommelkoninginnen, die op dat moment al een kolonie hebben gesticht. Hommels
verdedigen hun nest tegen indringers en het feit dat de koekoekshommel een dik
pantser heeft, kan een voordeel zijn bij zo’n confrontatie.
De koekoekshommel verbergt zich enige dagen in het hommelnest, waarschijnlijk om
de geur van het nest aan te nemen. Op een gegeven moment gaat ze in de aanval en
kan daarbij, maar dat hoeft niet altijd, de koningin en een aantal werksters dood
steken. De koekoekshommel vernielt dan de hommellarven en eieren. Ze legt zelf
een aantal eieren, waaruit dan larven komen die door de hommelwerksters worden
verzorgd. Er zijn bijna net zoveel koekoekshommelsoorten als er hommelsoorten zijn.
Waar
Hommels en koekoekshommels zijn veel voorkomende insecten. Ze kunnen in
principe overal worden aangetroffen waar er zonnige luwe plekjes zijn met een
variatie aan hoge en lage planten. Per soort verschillend zijn dan nog de planten
waaruit stuifmeel (b.v wilgen) en nectar (b.v paardebloemen of vlinderbloemigen)
wordt gewonnen.