Niet voor alle planten is het vreemde weer van 2006 slecht geweest (resp. een koud voorjaar, daarna heet en droog en vervolgens kletsnat in augustus). De peren- en
appeloogst is dit jaar bijzonder groot. Ook een inheemse struik, de sleedoorn, buigt
dit jaar bijna door van zijn vracht aan diepblauwe pruimpjes. Ze zien er verleidelijk uit,
maar de smaak is zuur en vooral wrang. Niet zo vreemd dat een van de volksnamen
voor dit gewas ′trekkebek′ is. Hoe gezond de bes ook mag zijn, met zijn hoge gehalte
aan vruchtenzuren, aroma′s en vitamine C, hij is rauw niet te ‘pruimen’.
Vooral de looistoffen dragen bij aan deze wrangheid en alleen langdurig koken en het
toevoegen van suiker geeft een acceptabele sleedoornjam. Gelukkig helpt de natuur
wel een handje, want als het in de herfst heeft gevroren, smaken de pruimpjes al
aanzienlijk beter. Hoe meer vorst er overheen gaat, hoe zachter de smaak.

Waar

:
De sleedoorn is een vrij algemene struik in de Haarlemmermeer, die vooral voorkomt
aan de rand van bossen en bosplantsoen.

Bijzonder

:
De Sleedoorn is een struik die zich rijkelijk vertakt en een dicht struweel kan
opleveren. Het is deze groeivorm met de overvloedige aanwezigheid van doorns, die
model heeft gestaan voor het sprookje van Doornroosje.
De sleedoorn levert het hardste hout van alle inheemse bomen en struiken.
Sleedoornbloesems vormen het zachtste laxeermiddel dat er bestaat. Eén theelepel
bloesems dient daarvoor met een kop kokend water overgoten te worden en een
minuutje te trekken.
Omdat de sleedoorn in Europa zo overvloedig voorkomt, zijn er al vroeg
veredelingspogingen gedaan, vooral door de Kelten. Uit archeologische vondsten is
gebleken dat de pitten van de pruimen steeds groter werden en dat zij dus succes
hadden. Zo zijn veel van de huidige pruimenrassen afstammelingen van de
sleedoorn.