Er komen in Nederland (nog) zo’n 50 soorten dagvlinders voor en ca 2.400 soorten nachtvlinders. Daarvan zijn er zo’n 850 redelijk groot,met als top de pijlstaartvlinders die tot 12 cm vleugelspanwijdte kunnen hebben. De overgrote meerderheid zijn zogenaamde microvlinders of motjes. Eén kenmerkend verschil tussen nacht- en dagvlinders bestaat uit hun antennes of voelsprieten. Die van dagvlinders bestaan uit een steeltje met een eindknop en die van de nachtvlinders uit veervormige vertakte sprieten. Verwarrend kan zijn dat er nachtvlinders zijn die dagactief geworden zijn. Sommige soorten komen in onvoorstelbare aantallen voor zoals de kleine wintervlinder en de stippelmotten. Samen vormen ze de stap in de voedselpiramide tussen groen blad en rupsen waar vrijwel alle vogels van leven. Eén van die microfamilies is die van de langsprietmotten
Bijzonder
Langsprietmotten zijn ongeveer 1,5 cm groot. Er komen in Nederland ongeveer 15 soorten voor. Eén daarvan is algemeen in heel Nederland: de Geelbandlangsprietmot. Zoals de naam aangeeft hebben ze hele lange voelsprieten. Dat geldt vooral voor het mannetje (foto), waarbij de voelsprieten 4-5x zo lang als zijn lichaam zijn. Vrouwtjes hebben kortere sprieten van 1-1,5x hun lichaamslengte. Bijna alle communicatie bij motten gaat via geurstoffen. De vrouwtjes geven die af terwijl ze op een takje zitten. Daarop af komen zwermen mannetjes in een baltsritueel. Voor de detectie van de geurstoffen zijn blijkbaar die langere sprieten nodig. De foto van dit mannetje is in het Haarlemmermeerse bos gemaakt. Ze komen meestal voor in één generatie per jaar. Die is net voorbij want hij valt tussen mei en juli. Apart aan de langsprietmotten is dat de rupsen zich niet hebben gespecialiseerd in het eten van vers groen blad maar dat ze leven van verdord blad afval, vooral van berken.
Waar
De geelbandlangsprietmot is een soort van vochtige loofbossen met berken als algemene soort. De volwassen exemplaren leven op en van brandnetels. De larven overwinteren in een coconentje van blaadjes.