De laatvlieger is één van de grootste vleermuizen van Nederland. Zijn gewicht is 15-35 gram en de spanwijdte van de vleugels is 30-40 cm. De laatvlieger kreeg zijn
naam omdat hij ′s avonds later uitvliegt dan een andere grote vleermuis: de rosse
vleermuis, die vroeger ook wel de vroegvlieger genoemd werd. 15-20 minuten na
zonsondergang vliegen ze uit. De laatvlieger vliegt tijdens de jacht zelden verder dan
2 km. De vlucht is langzaam en fladderend, met steile duiken. De (kraam)groepen
bestaan meestal uit enkele tientallen dieren. De vrouwtjes trekken in april en mei
naar de kraamkamers. Eind juni worden de eerste jongen geboren. Binnen 3 weken
maken de jongen hun eerste vlucht, en na 6 weken jagen ze zelf. Soms wordt
hetzelfde huis jaar na jaar als zomer- en winterverblijf gebruikt. Vliegroutes volgen
waar mogelijk lijnvormige structuren, maar bij gunstige weersomstandigheden ook
wel door open gebied. In de winter zoeken laatvliegers nauwe en relatief droge
plaatsen op zoals spouwmuren, spleten en scheuren in zolders en oude kelders.
Omdat ze vaak diep wegkruipen lijken ze ‘s winters verdwenen.
Bijzonder
Vleermuizen zijn door hun gewoonte om in groepen te rusten zeer kwetsbaar. Bij
instorting of overstroming is een hele kolonie weg. Ook planten vleermuizen zich
traag voort. Sommige soorten zijn pas na enige jaren geslachtsrijp en een worp
bestaat vaak uit niet meer dan één jong. Vleermuisbescherming is hard nodig. Goede
rustplaatsen overdag en goede overwinteringsplaatsen, met zeer weinig verstoring,
veiligheid voor roofdieren en de mens, en een temperatuur die ′s winters niet onder
het vriespunt zakt, zijn schaars. En ook insectenrijke jachtgebieden zijn essentieel.
Veel vleermuizen hebben om zich te oriënteren ′corridors′ nodig van heggen of
bomenrijen om zich over grotere afstanden te kunnen verplaatsen: ze begeven zich
niet graag ver van een peilbaar echobaken. In de EU zijn alle soorten beschermd.
Waar
De laatvlieger is in Nederland vrij algemeen. De laatvlieger geldt als een
standvleermuis, die zich weinig verplaatst. Het is een soort van open tot halfopen
landschap. Hij jaagt vooral in de beschutting van bosranden, heggen en lanen, op 5 –
10 m. hoogte maar soms ook wel hoger tussen de boomtoppen. Laatvliegers kunnen
in de Haarlemmermeer langs het fietspad van de Geniedijk bij het
Haarlemmermeerse Bos worden waargenomen.