De rivierprik lijkt op het eerste gezicht op een paling. Maar er zijn er grote verschillen. De vis heeft bijvoorbeeld aan beide zijden zeven opvallende kieuwopeningen (zie
foto). Verder heeft de rivierprik een zuigbek met kleine tandjes, die werken als een
rasp. Met die bek zuigen prikken zich vast aan vissen waarna ze met de rasp de flank
openen en leven van het bloed en vlees. Het zijn dus visparasieten. Behalve de
rivierprik, die 50 cm lang kan worden, zijn er beek- en zeeprikken, die respectievelijk
veel kleiner en veel groter zijn.
De rivierprik leeft ongeveer vier jaar als larve in de bodem van stromende wateren.
De tandeloze larven zeven in die tijd voedseldeeltjes uit het water. Als volgroeide
prik trekt hij naar zee, leeft daar 2-3 jaar als bloedzuigende parasiet en komt dan als
geslachtsrijp dier weer terug om te paaien. Na het paaien sterft hij.
Bijzonder
Het zusje van de rivierprik, de beekprik, is beschermd in de Flora- en Faunawet.
Doordat de larven van de rivierprik grote gelijkenis vertonen met de larven van de
beekprik, vallen de rivierprikken tot 15 centimeter eveneens onder de bescherming
van de Flora- en Faunawet.
Waar
De rivierprik paait boven grof zand- en grindbeddingen in de middenlopen van
rivieren en grote beken. De rivierprik was voor 1945 zeer algemeen in de grote
rivieren. In de jaren zestig en zeventig is de rivierprik nog steeds aanwezig in de
grote rivieren. Tussen 1986 en 1996 vindt een opmerkelijke toename plaats. Het is
opvallend dat het verdwijnen en weer terugkomen van de rivierprik samengaat met
de ontdekking van DDT en het verbod op veel pesticiden.
De rivierprik wordt in de Haarlemmermeer uitsluitend in de ringvaart gevonden. De
vangst is al tientallen jaren hetzelfde met 8-10 exemplaren. De vangsten (in
palingfuiken) worden gedaan in de tijd van de palingtrek. Het betreft altijd volwassen
exemplaren van een pond of meer. Het is niet bekend of deze dieren in deze
omgeving paaien. Mogelijk betreft het dieren, die uit de Rijn afgedwaald zijn.