Bladluizen zijn niet de populairste soorten. Maar zoals altijd, als je je er een beetje in verdiept, ontvouwt zich een fascinerende wereld. Om te beginnen is er niet 1 soort bladluis, maar bijna elke plantensoort heeft wel een eigen soort. Er zijn dus in Nederland honderden soorten. Bladluizen hebben een steeksnuit die ze in cellen en vaten van planten steken. De sapstroom van planten is zo sterk dat dit zonder zuigen in de luis spuit. Bladluizen hebben een zeer snelle voortplanting: wel 20 generaties per seizoen. Na de winter komen de eerste moeders uit een eicel. En het hele jaar leggen die levendbarende klonen van zichzelf. Die jonkies of nimfen hebben zelf al weer levende larven voor ze geboren worden. Bij ongunstige omstandigheden worden er ook gevleugelde nimfen geboren zodat ze naar een andere plant kunnen vliegen. Aan het einde van het seizoen worden er ook mannetjes geboren zodat er gepaard kan worden t.b.v. eitjes die kunnen overwinteren.
Bijzonder
Het sap van planten bevat veel suiker en weinig eiwit. Om voldoende eiwit voor groei binnen te krijgen, verwerkt de bladluis een veelvoud aan sap. Het suikerhoudende overschot wordt door mieren, bijen en andere insecten geoogst. Ook valt het (speciaal onder lindes) wel naar beneden als honingdauw, ook op auto’s die daaronder staan. Deze honingdauw (luizenpoep) is een belangrijke bron van zgn bladhoning. Deze honing is veel goedkoper dan bloemenhoning (nectar). Beide soorten honing zijn niet anders dan ingedikt suikerwater. Bladluizen zijn een belangrijke voedselbron voor vele soorten vogels en insecten. Er zijn sluipwespen die zo klein zijn dat ze hun eitjes in bladluizen kunnen laten groot worden. Ook lieveheersbeestje zijn bekende bladluizeneters.
Waar
Zwarte bladluizen zijn bekend van bv vlier en bonen. Maar er zijn ook groene, witte, gele en zelfs knalrode waaruit kleurstof wordt gewonnen. Ze leven vooral op jonge groeispruiten van bijna alle soorten, maar ook onder de grond op wortels en onder de bast van bomen.