De zwarte of gewone vlier is een struik die overal voorkomt en 2 columns
nodig heeft voor al zijn bijzonderheden. De vlier wordt al vanaf de oudheid
als een waardevolle struik beschouwd. Bij elke boerderij werd een
vlierstruik geplant. Eén verklaring hiervoor is, dat vliegen over het
algemeen de vlier mijden, en dus ook minder gauw zullen binnenvliegen in
een keuken of een stal waar een vlier voor deuren of open vensters staat.
Medische en culinaire toepassingen zijn er ook legio:
De bloesem is transpiratiebevorderend en slijmoplossend en is ook
waardevol bij de behandeling van verkoudheden, griepjes en
oorontsteking. Vlierbessen helpen bij dezelfde problemen en ze komen
ook van pas bij reumatische klachten. Vlierbessensiroop is goed voor de
keel bij een verkoudheid en helpt koorts te onderdrukken bij griep.
Gekneusde bladeren bijeengebonden boven een deur of raam houden
insecten op afstand. Zowel bloemen als bessen worden gebruikt voor het
maken van wijn. De bessen kunnen verwerkt worden tot jenever, jam of
gelei en zijn ook geschikt om kleding te verven. Grote hoeveelheden
bessen kunnen beter niet rauw gegeten worden aangezien ze licht giftig
zijn. Ze bevatten de naar dit geslacht genoemde stof sambunigrine, die
door koken onschadelijk wordt. Van bloemschermen kunnen
vlierbloesembeignets worden gemaakt. Hiervoor moeten deze in beslag
worden gedoopt en daarna in ruim vet worden gebakken.
Zoals wel meer met macht beladen bomen en struiken, kreeg de vlier na
de kerstening van onze streken een slechte reputatie: zo zou Judas zich
aan een vlier hebben opgehangen, die daardoor afbrak en bij de val bleef
zijn oor eraan hangen. Dat oor groeit nu nog altijd op oudere
vlierstruiken: een (eetbare) zwam die daarom judasoor heet. Zie foto.
Waar
De vlier voelt zich goed in de meeste gronden, met een voorkeur voor een
vochtige, (stikstof)rijke, neutrale tot alkalische bodem en een plek in zon
of halfschaduw. In de natuur staat de vlier in hagen en bosranden.