De zwarte of gewone vlier is een struik die overal voorkomt en 2 columns
nodig heeft voor zijn vele bijzonderheden. De vlierfamilie kent 25 soorten,
waarvan er 3 in Nederland voorkomen. De zwarte vlier bloeit in juni met
honderden vlakke roomwitte schermen. Daaruit vormen zich zwarte
bessen, die op dit moment volop rijp zijn. De vlier is een struik waarvan
de jonge twijgen nauwelijks verhout zijn. De takken bevatten een zacht
sponsachtig wit merg. Daardoor zijn deze takken zeer geschikt om b.v.
met rietstengels pijlen voor een pijl en boog voor jonge kinderen te
maken. De bladeren van de vlier hebben een kenmerkende geur bij
kneuzing. Een in de natuur voorkomende variëteit van de gewone vlier is
de peterselievlier, die diep ingesneden bladeren heeft en b.v. te vinden is
op de dagcamping in het Haarlemmermeerse Bos. De kruidvlier is een
andere soort vlier, die geen echte struik is, maar een vaste plant. Zijn
stengels verhouten helemaal niet en de struik wordt hooguit 1.5 m. Deze
soort staat veel in De Heimanshof en is in alle delen giftig. De bergvlier is
kleiner dan de gewone vlier. Zijn bloemen groeien eerder als trossen dan
als schermen en zijn bessen zijn niet zwart maar rood. Deze soort staat in
het bomenpad.
Bijzonder
De vlier is na de alruin, de Europese plant met de meest folklore, verhalen
en legenden. De Latijnse naam ´Sambucus´ is afgeleid van het Grieks
´sambuke´, dat fluit betekent. Vroeger maakte men fluitjes uit de jonge
twijgen, wat je nu nog terug vindt in het woord ´Flierefluiter´. Dat is
iemand die tijd genoeg heeft om zich te amuseren met het maken van en
spelen op een vlierfluitje. Heel wat kruidenboeken noemen de vlier ´een
volledige medicijnkist´: de schors is sterk laxerend, braakverwekkend en
vochtafdrijvend. Zijn bladeren werken op de huid verzachtend en wond
helend en worden gebruikt bij kneuzingen, verstuikingen, wonden en
winterhanden. Zie verder volgende week in Vlier 2.