Van de 5000 verschillende soorten sponzen komen er maar een vijftal in zoetwater voor.

Sponzen zijn kolonievormende organismen. Sponzen hebben geen duidelijke vorm.
Meestal vormen zij kussenvormige of vlakke korsten die vol zitten met poriën en
kanaaltjes. Fraaie vinger- of geweivormige exemplaren ontstaan alleen bij gunstige
omstandigheden in de zomer. Die omstandigheden zijn helder stromend en
zuurstofrijk water. De vingers kunnen wel een meter lang worden, maar zijn meestal
maar 10-20 cm. Ze groeien vaak verscholen onder een overhangende rand op een
vaste ondergrond van hout of steen en zijn meestal vaal geel- of groenachtig van
kleur. In sommige gevallen kunnen de kolonies enige vierkante meters groot zijn.
Sponzen geven vaak onderdak aan vele andere organismen. Zo kunnen algen ook
binnen de lichaamweefsels van de spons leven en geven deze hun groenachtige
kleur.
In de winter sterven grote stukken af, die in het voorjaar weer aangroeien.

Bijzonder

:
Sponzenkolonies ontlenen hun stevigheid aan een flexibel wandeiwit (spongine), dat
vol zit met kiezelzuurnaaldjes. Hierdoor zijn levende kolonies breekbaar en enigszins
hard. Deze skeletnaaldjes worden bij badkamersponzen chemisch opgelost om ze
zacht te maken voor gebruik.
Levende zoetwatersponzen hebben een sterke jodiumachtige geur.
Sponzen zijn een zeer primitieve levensvorm. Ze bestaan uit kolonies van een aantal
soorten cellen, die elk een andere functie hebben en samen een soort organisme
vormen. Deze celtypen zijn echter niet zoals bij hogere diersoorten in organen
georganiseerd. Ze zitten allemaal apart in het labyrintachtige skelet opgesloten.
Verder hebben ze geen zenuwstelsel of bloedvatensysteem.
Ze eten en ademen door water met daarin zuurstof en plankton aan te zuigen en te
filteren. De benodigde waterstroom wordt door zweepcellen op gang gehouden.

Waar

De afgebeelde fraaie geweispons werd op het sluisje van Fort Rijsenhout
aangetroffen. Graag vernemen we andere locaties waar zoetwatersponzen groeien in
de Haarlemmermeer.