Deze week al weer een dier uit zuidelijker streken, die zich definitief gevestigd heeft als standvogel in ons land en in onze polder: de nijlgans.
De Nijlgans is geen echte gans, maar eigenlijk een grote eend, verwant aan de
Bergeend. Kenmerkend is de bruine “bril” en de witte bovenvleugels. Zijn geluid lijkt
op twee stenen die langs elkaar schuren.
De Nijlgans leeft voornamelijk op land, hoewel hij goed kan zwemmen. De soort eet
vooral zaden, bladeren, grassen en stengels, maar hij is ook niet vies van insecten
en wormen.
Mogelijk omdat de nijlgans uit warme streken komt, heeft hij een afwijkend
broedgedrag. Op dit moment al zoeken overal paartjes op de akkers een territorium
om te gaan broeden. De eerste jongen zijn er soms al in januari en zeker in februari.
Bijzonder
Ondanks zijn afkomst uit zeer warme streken, gedijt de Nijlgans zeer goed in ons
klimaat. Ze overleven zelfs de strengste winters. De voortplanting verloopt eveneens
voorspoedig. Het vrouwtje legt tussen de zes en acht eieren. De pullen worden bijna
allemaal groot. De ouders beschermen hen met een aan fanatisme grenzende
agressie. Agressie is trouwens toch het handelsmerk van de Nijlgans. Ze “kraken”
nesten van andere vogels. Zelfs kraaien, haviken en torenvalken jagen ze uit hun
nest of nestkast. Soms broeden ze wel 20 m hoog. De pullen laten zich gewoon
omlaag vallen en overleven dit zonder verwondingen. Ook nesten van de Grauwe
Gans worden gekraakt. Eenden en meerkoeten, toch ook geen lieverdjes, worden
zonder pardon aangevallen.
Waar
Nijlgansen komen oorspronkelijk uit Egypte en Afrika ten zuiden van de Sahara.
Enkele in 1967 ontsnapte of uitgezette dieren zijn de aanstichters van de enorm snel
groeiende populatie. De aantallen nemen nog altijd sterk toe met 11- 16 % per jaar.
Elk jaar produceert ieder paar gemiddeld 4,3 nieuwe exemplaren. In sommige
gebieden is een nijlgansenverzadiging opgetreden; de soort wordt er niet talrijker
meer. In die gebieden grootgebrachte jongen, wijken uit naar omliggende gebieden.
De verwachting is dat de komende decennia de toename in Nederland langzaam tot
staan zal komen en de nijlgans zich verder over West-Europa zal verspreiden
(gegevens SOVON). In de Haarlemmermeer houden zich al minstens 100 paar op.