Futen zijn vogels die zich gespecialiseerd hebben in het vangen van vis door er naar te duiken. Naast de gewone fuut komt vooral in de winter ook de dodaars voor in de Haarlemmermeer. De gewone fuut is ca. 50 cm groot en de dodaars is met zijn 15 cm veel kleiner. Veel zeldzamer zijn de geoorde fuut en de roodhalsfuut. De gewone fuut is met een opmars bezig die al een 100 jaar duurt. Als je 100 jaar geleden een fuut zag was je hele dag goed als vogelaar zo vermelde Heimans en Thijsse dat in hun tijd. Waarom de fuut zoveel algemener is geworden weten we niet maar ook in de bebouwde kom wordt hij een steeds gewonere verschijning. De fuut komt hier jaarrond voor. In de winter worden de standvogels aangevuld met exemplaren uit noordelijke streken waar open wateren dichtvriezen. De fuut jaagt op visjes van meestal tot 1 cm tot 10 cm groot.
Bijzonder
De fuut is een sierlijke verschijning. Om optimaal te kunnen duiken staan zijn poten erg ver naar achteren waardoor hij op land bijzonder moeilijk uit de voeten kan. De fuut heeft een uitgebreid baltsritueel waarbij de partners elkaar plantenmateriaal aanbieden en elkaar het hof maken met knikkende kopbewegingen waarbij de roodbruine kraagveren worden opgezet. Ook dansen ze zij aan zij hoog opgericht uit het water. Hun nest van rottende plantenresten wordt aan de oever gelegd. Meestal zijn er 2-4 jongen per nest. Deze jongen hebben een camouflerend streepjespatroon. Ter bescherming tegen vijanden, zoals snoek, reiger en meeuwen worden de jongen vaak door de ouders op de rug genomen. Ook bij het duiken onder water. De jongen roepen onophoudelijk om voedsel met een hoog gepiep. Van het nest naast mijn tuin kan dat aanhoudende gepiep zo intens zijn dat het irritant wordt. Arme ouders.
Waar
De fuut is gebonden aan water en komt zowel in zoet water als in kust-water voor. Onze ondersoort komt in het zuidelijk deel van heel Eurazië voor. Er zijn nog twee aparte ondersoorten die in Australië en in zuidelijk Afrika leven.