Deze serie gaat over het ontdekken van de Haarlemmermeerse natuur. Meestal neem ik inspirerende voorbeeldsoorten die iets bijzonders hebben, mooi zijn of bv geneeskrachtig of eetbare stoffen bevatten. Een andere categorie die mij erg fascineert is parasitisme en symbiose.
In de menselijke samenleving draait het vaak of de3 natuur nuttig is (voor de mens). Maar dat is in de natuur heel anders. Daar gaat het erom of je instaat bent om je zelf voort te planten en ‘mee-eters’ van je lijf te houden. Daarom hebben veel planten en dieren grote aantallen nakomelingen. De natuur is ook niet zachtzinnig. Miljoenen van die nakomelingen zullen het niet redden en worden bv opgegeten of verdrongen. Vaak tot 99% toe. Die paar die het overleven om zicht voort te planten houden de continuïteit in stand. Door natuurlijke selectie blijven de sterkste exemplaren over. Dat is bij de mens heel anders. De natuur is ook niet kleinzerig en ‘zieligheid’ is nooit een overweging. Deze week liep ik een voorbeeld van parasitisme tegen het lijf, die in scherp contrast staat met de manier waarop wij mensen denken en handen: De groene paddenvlieg.
Bijzonder
We vonden een gewone pad, die nog 1 oog had en in het andere oog en zijn neus krioelde het van de maden. Dat waren de maden van de groene paddenvlieg. Die legt eitjes op kikkers en padden op plekken waar die ze niet af kunnen vegen. Zodra ze uit komen, kruipen ze naar de neus en beginnen daar te eten. Daar gaan ze mee door tot het oog, de kop en ook de hersenen op zijn, waardoor de pad sterft. Ook aan de dode padden knabbelen ze nog door tot ze zich in de grond verpoppen. Dat kan per jaar 3 generaties op leveren. Het is een beetje gruwelijk verhaal, maar op de een of andere manier leidt dat niet tot het uitsterven van padden. Dat zou ook niet in het voordeel van de groene paddenvlieg zijn. Zo ziet parasitisme dan ook weer in elkaar.
Waar
De paddenvlieg is redelijk zeldzaam en komt alleen voor op vochtige plekken en bij bosranden als het warm is.