Afgelopen zaterdag werkte ik mee aan een project vlak bij Vijfhuizen net over de ringvaart. Een ruig en nat weiland, genaamd Poelbroekpark. Met 10 man deden we het achterstallig maaiwerk wat paarden de jaren ervoor gedaan hadden. De snijdende koude voelden we niet door het harde werken en vooral de vele leuke dingen die we zagen: een vossenburcht en maar liefst een stuk of 10 bijzonder spitsmuizen: de waterspitsmuis had het hier goed naar zijn zin. Normaliter zijn deze dieren in de ruige natte gebieden waar ze leven niet te vinden of te vangen, maar door het maaien krioelden ze overal. Zoals de naam doet vermoeden, zijn waterspitsmuizen waterdieren. Spitsmuizen zijn verder geen gewone muizen die zaad of gras eten, maar het zijn jagende carnivoren. Er zijn 6 spitsmuissoorten in Nederland, waarvan de waterspitsmuis de grootste is. En de specialiteit van de waterspitsmuis is jagen onder water. Ook loopt hij over de bodem van het water. Hij kan tot 20 seconden onder water blijven. De waterspitsmuis zwemt met zijn staart en poten. De onderzijde van de staart is voorzien van rijen witte borstelharen, die dienen als een soort kiel bij het zwemmen en franje bij met name de achterpoten en zwemvliezen. De oren liggen geheel verborgen in de vacht en worden bedekt door huidflapjes tegen inkomend water. Hij heeft kleine zwarte ogen en een spitse snuit met lange witte snorharen. De vacht is waterafstotend, door de afscheiding van vetklieren, die hij op het land door zijn vacht poetst. Als een waterspitsmuis zwemt, blijven er luchtbellen tussen de vacht zitten, waardoor deze een zilveren kleur krijgt (foto). Deze luchtbellen houden warmte vast, maar zorgen er ook voor dat de waterspitsmuis blijft drijven. Om bij de bodem te komen, moet een waterspitsmuis met een sprong het water induiken. De waterspitsmuis heeft gevoelige, beweeglijke snorharen en een spitse snuit, waarmee hij naar prooi kan zoeken in de modder en onder steentjes. Volgende week verder.