De Steeneik kan 20 m hoog worden, maar is meestal vele kleiner omdat hij vooral op onvruchtbare rotsige plekken groeit. Hij heeft een korte stam en een brede, ronde kroon. De bladeren zijn hard en leerachtig en glanzend donkergroen en blijven jaren aan de boom, terwijl alle andere eiken bladverliezend zijn. Ze lijken op hulstbladeren en hebben ook stekels. Hij komt voor in het Middellandse Zeegebied tot aan de zuidrand van de Alpen. De boom is niet winterhard en staat daarom in de mediterrane kas van De Heimanshof. Vroeger bedekten wouden van steeneiken grote delen van het Middellandse Zeegebied. Hij is nu teruggedrongen tot steeds kleiner wordende arealen. De steeneik levert zeer hard, zwaar hout dat azijnhout genoemd wordt. Het leent zich voor onderdelen die zwaar belast worden, in de wagenmakerij en in molens voor de kammen van de wielen.
De Libanese eik blijft een vrij kleine boom van maximaal 8 m. Zijn bladeren zijn langwerpig en zaagvormig gelobt met een punt. Hij komt voor van Libanon tot in Iran en is beperkt winterhard. Ook deze groeit daarom in de mediterrane kas van De Heimanshof.
Bijzonder
Eik is een Oud-Germaans woord en betekent boom. In Nederland en België kennen wij de zomer- en wintereik (Quercus robur en Quercus petraea). Robur betekent hard (eiken)hout en petraea van de rotsen omdat deze eik met arme grond, zelfs rotsgrond, genoegen neemt.
Het Griekse woord voor eik is drus en dat lijkt op het woord druïde voor de Keltische priesters, die ook wel eikmensen genoemd werden. Eiken waren voor de Kelten Heilige bomen en werden vereerd. Bij de Hettiten, Perzen, Grieken en Romeinen was de eik symbool voor wilskracht. De eik was voor veel volkeren een magische boom. De Griekse geschiedschrijver Tracitus schrijft dat de Germanen geen tempels kenden, alleen heilige wouden. Hij was erg onder de indruk van de machtige eikenbossen in Duitsland. Aan de voet van eiken spraken zij recht, brachten zij offers en begroeven zij hun doden.