Eten uit de natuur is in onze verpakte supermarktcultuur iets wat steeds
verder uit beeld verdwijnt. Toch was dit nog geen 50 jaar geleden in
Nederland heel gewoon en in veel landelijke streken in Europa wordt nog
steeds 20 – 50 % van het dagelijkse voedsel zelf verbouwd en verzameld.
Met het verdwijnen van deze cultuur verdwijnt ook onze kennis erover en
daarvoor in de plaats ontstaan allerlei vooroordelen. Heel sterk geldt dit
bij (het eten van) paddenstoelen. Daarom is het af en toe leuk om u te
wijzen op voedsel dat vlak onder onze neus groeit. In Overbos heeft de
gemeente in plantsoenen eens ‘uitgewerkte’ champignon aarde gebruikt,
waar in een periode van 6 weken wel 30-50 kg prachtige champignons uit
groeiden, maar niemand durfde ze te plukken (behalve ik). Ook heb ik wel
eens eekhoorntjesbrood langs de Kruisweg en de grootsporige reuzen
champignon in het Haarlemmermeerse Bos vermeld. Deze week fietste ik
in Toolenburg bij het Spectrum toen mijn oog viel op een halve
heksenkring van reusachtige champignons met een hoed van meer dan 20
cm breed. Gewoon in het gazon. Mijn paddenstoelengids leerde mij dat
de grootsporige, de carbol- en de anijschampignon de enige kandidaten
waren voor deze maat.
Bijzonder
Deze paddenstoelen zijn het beste op hun geur te onderscheiden. De
grootsporige (eetbaar en lekker) ruikt gewoon naar champignon, de
carbolpaddenstoel (een beetje giftig) ruikt onaangenaam naar Carbol en
de anijschampignon (eetbaar en lekker) ruikt prettig naar anijs.
Mijn neus had geen moeite de juiste soort te bepalen en omdat het er
maar 6 waren heb ik ze laten staan om sporen te laten vormen.
Waar
Hoewel de anijschampignon algemeen zou zijn, wordt hij maar een keer of
10 per jaar gemeld op Waarneming.nl. Ook voor de Haarlemmermeer is
het voor mij een nieuwe soort. Het landgebruik, en vooral het achterwege
blijven van bemesting met ruige mest en het gebruik van zware machines
heeft het voorkomen van deze soort niet in positieve zin beënvloed.