Waar
:
Hommels zijn aangepast aan een wat kouder klimaat. Hun lichaam is voor
een insect relatief groot en is zowel lang- als dichtbehaard, waardoor de
warmte goed wordt vastgehouden. Daardoor komen hommels zelfs voor
op de koude toendra’s in het hoge noorden. De lange beharing is echter
een nadeel bij warm weer, ze moeten dan veel rusten. In noordelijke
landen zoals Noorwegen en Zweden zijn hommels voor de bestuiving zeer
belangrijke insecten, omdat ze bij lage temperatuur nog vliegen. In de
zuidelijke landen is de bij belangrijker voor de bestuiving. De nestplaats is
een beetje soortspecifiek: de aardhommel legt haar nest in de grond in
oude muizenholen en onder strooisel in tuinen, de akkerhommel in
muizennesten of in bomen, de boomhommel in boomholten en
vogelnestkasten, de steenhommel (foto) onder stenen, in muurspleten of
in schuren, de veldhommel in ondergronds oude muizennesten, de
weidehommel bovengronds in de strooisellaag en oude vogelnestjes. In
Nederland kwamen 22 soorten gewone hommels en 7 soorten
koekoekshommels voor, waarvan enkele intussen verdwenen zijn (Boloog,
waddenhommel, donkere tuinhommel), de lichte koekoekshommel is
ernstig bedreigd en 13 soorten zijn zeer tot vrij zeldzaam. In de
Haarlemmermeer leven 10 soorten gewone hommels: boomhommel, de
steenhommel, de veldhommel de akkerhommel ,de weidehommel en de
aardhommel. Zeer zeldzaam is de gele hommel met ten minste een zeer
kleine populatie in De Heimanshof, zeldzaam zijn de grote aardhommel de
moshommel, de tuinhommel en de grote tuinhommel. Van de
koekoekshommels komen 4 soorten voor: de tweekleurige
koekoekshommel de gewone koekoekshommel,de veelkleurige
Koekoekshommel en de grote koekoekshommel, die alle de kleurpatronen
van hun gastheer nabootsen maar door kale glanzende plekken op het
achterlijf van gewone hommels en hun zenuwachtige vliegpatroon te
onderscheiden zijn. Koekoekshommels parasiteren op gewone hommels
door hun eieren door hen te laten groot te laten brengen.