De hoofdbezigheid in de natuur is om jaarrond aan voedsel te komen. Tot
voor kort gold dit ook voor de mens. Met de opkomst van koel- en andere
conserveringstechnieken is dat niet meer nodig en daarmee is ook de
bijbehorende kennis grotendeels verloren gegaan bij de meeste mensen.
Kenmerk van de meeste "vergeten" gewassen is dat ze weliswaar niet de
meest optimaal tongstrelende kwaliteiten hadden, maar dat ze tenminste
beschikbaar waren als ze het meeste nodig waren. Een van die bijna
verdwenen gewassen die aan deze eisen voldoet is de mispel. In De
Heimanshof staat een exemplaar die elk jaar rijkelijk vrucht draagt.
De mispel vormt een kleine boom die ongeveer 4,5 m hoog kan worden.
De mispel bloeit in West-Europa in mei en juni met circa 4 cm grote,
crèmewitte bloemen (zie foto). Mispel bevrucht zichzelf, dus zijn twee
exemplaren voor de bestuiving en vruchtzetting niet nodig. Er worden
droge kleine harde goudbruine vruchten gevormd, die in oktober rijp,
maar dan nog ongenietbaar, melig en wrang, zijn. Na de eerste
nachtvorsten worden ze zacht en bruin, en dan kunnen ze wel gegeten
worden. Aanbevolen wordt ze in oktober of november na een nachtvorst
te plukken en ze met de bovenkant naar onderen twee tot drie weken te
bewaren op een koele plaats. De vrucht wordt "beurs" waarbij de kleur via
een fermentatieproces verandert van groen/wit naar donker bruin. De
smaak verandert daarbij van wrang naar weeïg zoet. Ook is het mogelijk
de vruchten enkele dagen in de diepvriezer te leggen, waarna ze gegeten
kunnen worden. Voor sommigen is de mispel een lekkernij. Het gezegde:
ïZo rot als een mispelï slaat dus in feite op een lekkernij. Als de mispel
zacht is, is hij maar een paar dagen te bewaren; hij kan dan gemakkelijk
gaan schimmelen en echt gaan rotten. Een mispel is sappig met een
zoetzure smaak. Er kan heerlijke jam of gelei van worden gemaakt.
Dit is de eerste van 2 columns over de mispel. Volgende week het vervolg.