Je kunt de Nederlandse libellen in 3 groepen indelen. Waterjuffers zijn de
kleinste soorten. Zij hebben een smal lichaam van 3-4 cm lang en vouwen
hun vleugels net als nachtvlinders boven hun lichaam. De grotere libellen
houden hun vleugels uitgespreid. Dat deed de mensen vroeger denken
aan glazenmakers, die glasplaten op dezelfde manier op hun rug droegen.
De grotere libellen bestaan weer in twee groepen: de middelgrote libellen
(van 4- 5 cm lang) en de grootste soorten, die wel 6- 8 cm lang kunnen
zijn. Dit zijn de echte glazenmakers. Een van de kleinste en meest
algemene glazenmakers is de soort met de intrigerende naam
paardenbijter. Alle libellen zijn zeer fotogeniek (zie foto) en hebben een
dubbelleven. Uit de overwinterende eitjes komen larven, die in water
leven en zeer roofzuchtig zijn. Ze zijn voorzien met uitklapbare kaken, die
prooien die flink groter zijn dan zichzelf aankunnen. Zonder popstadium
kruipen de larven het water uit en de volwassen libel kruipt met vleugels
en al uit de larve. Dit altijd weer wonderbaarlijke proces vereist alleen nog
maar het oppompen van de vleugels. Ook de volwassen libellen zijn rovers
die op vliegen en andere prooien jagen in en daarbij vaak 8-vormige
banen volgen.
Bijzonder
De naam van de paardenbijter vindt zijn oorsprong in een misverstand.
Paarden zijn zeer schrikachtig en kunnen panisch reageren op horzels en
dazen. Wat boeren opmerkten was, dat paarden soms panisch werden als
er een glazenmaker om hun paard heen vloog. Wat ze niet opmerkten,
was dat die paardenbijter bezig was om de dazen en horzels te vangen,
waar hun paard zo panisch van werd.
Waar
De paardenbijter houdt van stilstaande en zwak stromende wateren met
een rijke moerasvegetatie. Hij komt in heel Eurazië voor en is een goede
vlieger die ver kan trekken. Het is een soort die ook in de
Haarlemmermeer plaatselijk algemeen is. In augustus en september is hij
het talrijkst en kan in groepen en in tuinen worden waargenomen bij het
jagen.