Uit Nieuw-Vennep kwam de melding van de zeer fraaie op de foto
afgebeelde rups. Vanwege het exotische uiterlijk en het feit dat deze op
een paprikaplant was aangetroffen dacht ik in eerste instantie aan een
buitenlandse soort. Tot mijn niet geringe verrassing kon prof. Ernst, die
mij al eerder bij lastige insectenvragen geholpen heeft, de rups
thuisbrengen als een Nederlandse nachtvlinder: de witvlakvlinder.
Deze vlinder is niet zeldzaam, maar uit de Haarlemmmermeer is hij niet
eerder gerapporteerd. Mijn zoektocht naar wetenswaardigheden leverde
genoeg materiaal op voor 3 columns. De vlinders vliegen van mei tot ver
in oktober. Normaliter vindt de overwintering plaats in het ei-stadium,
maar soms ook in het popstadium.
Bijzonder
Veel mensen denken bij vlinders zelden aan de rups, maar je kunt de
vlinder ook zien als de manier van de rups om zich voort te planten. De
rupsen van de witvlakvlinder zijn in staat om zich over vele honderden
meters te verspreiden. Ze maken hierbij gebruik van de wind. Pas
uitgekomen rupsjes hebben al lange haren en beginnen direct na het
uitkomen met het spinnen van lange draden. De rupsjes laten zich aan
deze draden, als een soort pluisjes, meevoeren door de wind en
verspreiden zich op die manier. Bij de witvlakvlinder is het opvallend dat
de eitjes niet allemaal tegelijkertijd uitkomen; sommige eitjes komen al
enkele weken na de bevruchting uit, andere pas vele weken later. Dit is
een voorbeeld van risicospreiding. De rupsen van de familie van de
donsvlinders, waartoe ook de witvlakvlinder behoort, hebben allemaal op
segment 6 en 7 van het achterlijf aan de rugzijde een klier. De functie van
deze klier is onbekend. Het zou met afweer tegen predatie te maken
kunnen hebben. Ook wordt gedacht dat de klieren een stof produceren die
voor verharding van de haren zorgt, wat weer gunstig zou zijn voor de
windverspreiding. Het is in ieder geval opmerkelijk dat de klieren
uitgestulpt worden bij aanraking. Volgende week deel 2