Dit is het vervolg van de column over anemonen van vorige week. De
bloemen van anemonen zijn fraai en delicaat. Het bijzondere ervan is dat
normaliter een bloem bestaat uit gekleurde kroonbladeren en groene
ondersteunende kelkbladeren. De anemonen hebben echter geen
kroonbladeren maar alleen fraai gekleurde kelkbladeren.
De voorplanting van anemonen gaat deels ongeslachtelijk via bolletjes en
wortelstokken. Zo breiden ze zich langzaam zijwaarts uit, waardoor de
mooie blader- en bloemplakkaten ontstaan. Voor verspreiding over
grotere afstanden hebben de anemonen een leuke methode ontwikkeld:
elk zaadje is voorzien van een zogenaamd ´mierenbroodje´. Het
mierenbroodje is een zoet en/of olierijk uitgroeisel van de zaadhuid. In
Nederland komen ongeveer 200 plantensoorten voor die een
mierenbroodje hebben. Er zijn ongeveer 15 mierensoorten, die
mierenbroodjes als voedsel gebruiken voor hun larven. Om deze reden
slepen de mieren het zaad mee naar hun nest. Tijdens deze tocht kan het
zaad al ergens blijven liggen of anders wordt in het nest het
mierenbroodje van het zaad afgebeten en het zaad weer naar buiten
gebracht.
Waar
Anemonen zijn bosplanten, die houden van een rijke losse strooisellaag en
een lemige bodem. In De Heimanshof groeien ze zowel goed in het �rijke�
bos waar jaarlijks grote hoeveelheden houtsnippers worden opgebracht
als in het �arme� bos, met een zandige bodem (over leem). De
bosanemoon lijkt de enige echt inheemse soort te zijn, de blauwe en de
oosterse anemoon komen oorspronkelijk uit Zuid-Europa en de gele
anemoon uit Centraal Europa en Azië. Zoals de meeste stinsenplanten zijn
ze een paar eeuwen geleden door landgoedeigenaren in vooral Friesland
en Groningen geïntroduceerd en handhaven zich goed. Het wordt �stins�
komt van stenen huis uit de tijd dat er nog maar weinig stenen of
versterkte huizen gebouwd werden. De bosanemoon is plaatselijk
algemeen en plaatselijk zeldzaam. De gele anemoon is de zeldzaamste
van de vier.