In februari is het nog volop winter. Toch zijn er al veel signalen dat het
voorjaar aan kracht wint. Vooral in het bosplantsoen ontstaat een
hoopvolle groene gloed van jonge planten. Dit zijn vooral de bolgewassen
die vanuit de opgeslagen energie in de bol omhoogschieten. Een tiental
soorten daarvan bloeien zelfs al. Op een mooie winterdag kriebelt het ook
bij de vogels. Eén van de vogels die elk jaar bij de eersten hoort, die gaat
zingen, is de heggenmus. De eerste hoorde ik dit jaar op 8 februari. Dat
was vroeger dan vorig jaar. Ondanks zijn vroege zang broedt hij pas half
april, hij wil alvast zijn territorium zeker stellen. De heggenmus is een
bescheiden vogeltje dat tussen de struiken en heggen scharrelt. Hij is
ongeveer zo groot als een roodborst. Het is een egaal gekleurd vrij donker
vogeltje met een grijze kop en roodbruine poten. Hij lijkt op een vrouwtje
huismus, maar de grijze kop en zijn dunne snaveltje maken een duidelijk
verschil. Wat ook duidelijk verschillend is, is de zang. De zang van de
heggenmus lijkt niet op het getjilp van mussen. Het is echt een liedje,
maar wel één waar weinig melodie in zit.
Bijzonder
Heggenmussen zoeken hun voedsel op de grond, maar altijd in de buurt
van dekking. Het is een echte insecteneter maar in de winter eten ze
noodgedwongen ook wel brood van de voedertafel. De heggenmus nestelt
in dicht struikgewas of onderin een conifeer. Het vrouwtje legt dan 4 a 5
blauwe eieren. Buiten het broedseizoen leeft hij alleen. De soort is zeer
algemeen met een geschat aantal broedparen in Nederland van rond de
200.000.
Waar
De heggenmus heeft een voorkeur voor naaldbossen en gemengde bossen
met veel ondergroei. Daarom is hij ook veel te vinden in parken en tuinen.
De heggenmus is in Nederland een standvogel. Alleen als de
bevolkingsdichtheid te groot is trekt hij naar aangrenzende gebieden. In
noord en oost Europa is het een trekvogel, daar wordt het voor een
insecteneter te koud in de winter.