Afgelopen jaar is de zevende soort vleermuis, die in onze polder
voorkomt, ontdekt. Het is de gewone baardvleermuis en hij werd
aangetroffen in een voor bezoekers afgesloten deel van één van de forten
van de Geniedijk. Net als de zeer algemene dwergvleermuis, is de
baardvleermuis piepklein. Hij weegt 4- 8 gram (een brief weegt 20 g) een
heeft een spanwijdte van 20 cm. Opvallend (in de hand) is zijn lichtgrijze
buik. Hij jaagt vooral op vliegende insecten zoals langpootmuggen,
dansmuggen, haften, vliegen, kevers en motten, maar vangt ook spinnen
en rupsen op planten. Een kwartier tot een half uur na zonsondergang
vliegt hij meestal uit. Soms is hij ook overdag actief. Hij vliegt laag over
de grond of volgt heggen. Geregeld houdt hij pauzes, hangend aan een
tak. De baardvleermuis vliegt bij voorkeur langs lijnvormige structuren in
het landschap. Gewoonlijk jaagt de baardvleermuis alleen, maar soms ook
in groepen. Hij heeft een langzame, fladderende vlucht op 1,5 – 6 m.
hoogte. Een bepaald traject wordt meestal laag bij de grond enige malen
afgezocht, voor het dier weer verder vliegt. Vaak worden avond aan
avond dezelfde plekken opgezocht en dezelfde banen gevlogen. Het
merendeel van de dieren jaagt binnen 1- 3 km van de slaapplaats, maar
ze kunnen tot op 10 km worden waargenomen. Hij bewoont in de zomer
bomen, nest- of vleermuiskasten, zolders, of de ruimtes achter
gevelbetimmeringen of vensterluiken van gebouwen. Kraamkolonies
bestaan uit 10-100 individuen. ´s Winters hebben ze een voorkeur voor
ondergrondse, koele plaatsen als grotten, mijnen, bunkers en kelders. De
baardvleermuis houdt een winterslaap van oktober tot maart/april.
Baardvleermuizen zijn in principe zeer trouw aan hun verblijfplaatsen,
maar zijn wel in staat om grote afstanden af te leggen. Zo werden dieren
die in de winter geringd werden, tijdens daaropvolgende winters
teruggevonden op 28 tot 240 km van de oorspronkelijke ringplaats.
Volgende week het vervolg van deze column