Veel bijzondere planten en dieren die in de Haarlemmermeer voorkomen zijn in de bijna 15 jaar die deze column bestaat voorbij gekomen. Zelf denk ik ook wel eens dat de meest spectaculaire soorten al wel eens aan bod zijn gekomen. Toch wordt ik elke keer weer verrast door wat mijn pad kruist. Deze week was dat het Troskalknetje. Dat is een slijmzwam, een organisme dat geen plant, geen dier, geen bacterie en al zeker geen schimmel is. Slijmzwammen zijn amoebeachtige eencelligen. Ze voeden zich met bacteriën, algen, gisten, schimmels en houtige deeltjes door zich erom heen te stulpen. Wat hen onderscheid van alle andere leefvormen is dat hun celkernen nog een zekere mate van zelfstandigheid hebben gehouden uit de oudste oertijd. Dat gaat zo: om sporen te vormen kruipen de cellen bij elkaar en dan kan zo’n kolonie zich (centimeters of decimeters) verplaatsen. Dat is voor velen een creepy idee en om die reden hebben veel slijmzwammen namen zoals heksenboter, boompuist, etc. Zo’n kolonie heet een plasmodium en daarbinnen versmelten alle celwanden tot een mega grote cel (van soms 60 cm groot!). En binnen dat plasmodium speelt zich dan een ingewikkeld proces af tussen die zelfstandige celkernen met als eindresultaat sporenvorming.
Bijzonder
Het troskalknetje komt vaak voor op oud hout en schors van dode loofbomen zoals een eik. Het plasmodium lijkt eerst op een soort gelei die uit de schors tevoorschijn komt. Daaruit vormt deze soort een soort draadjes waar aan eerst trosjes gele bolletjes verschijnen van 0,5-1,5 mm groot, die naar beneden hangen. Al binnen een paar dagen worden de gele bolletjes blauw. De oppervlakte van die bolletjes zijn gerimpeld door kalk. In de drogende blauwe bolletjes vormen de sporen zich en als die sporen verwaaien dan blijft er een ragfijn netwerk van draadjes over die uit die kalk bestaat( foto).. Dat is waar de soort zijn naam aan ontleent: trosjes kalk netjes.
Waar
Het troskalknetje is niet algemeen maar ook niet zeldzaam. Maar hij is vrij klein en wordt vaak over het hoofd gezien, omdat hij zich vaak aan de onderkant van horizontale dode boomstammen vormt.