Het hele jaar brengen waterhoentjes paarsgewijs door aan oevers en in rietvelden, maar in de winter clusteren ze samen aangevuld met wintergasten uit Oost en Centraal Europa en zwermen ze uit over weilanden en graslanden en komen dan ook tot in tuinen. De nachten brengen ze dan samen door in bomen, soms wel met 8-12 bij elkaar. Ze hebben het in de winter duidelijk zwaar. Voor de duidelijkheid: een waterhoentje is geen meerkoet. Meerkoeten zijn veel talrijker en beter bestand tegen de vorst. Ze zijn zwart met een witte snavel en bles en waterhoentjes zijn groen op hun rug en grijs op hun buik met een rode snavel en bles(foto). Een ander verschil is dat meerkoeten zwemvliezen hebben en waterhoentjes niet. Het zijn namelijk ralachtigen. Hun lange tenen zijn geschikt om tussen gras en riet strengels in moerassen te lopen. Sluipen eerder.
Bijzonder
Waterhoentjes zijn de meest algemene soort van de familie der ralachtigen. Rallen zijn schuwe verborgen levende vogels van rietlanden en moerassen. De waterral is een nauwe verwant, net als het porseleinhoen, het klein en kleinst waterhoen en de kwartelkoning. Allemaal onbekende verborgen levende soorten. Met 35.000 paar is de waterhoen de ambassadeur van de rallenfamilie, die bijna overal leeft waar riet en oevers voorkomen, ook in de stad. In de winter zijn ze het mees talrijk omdat de vogels van continentaal Europa vluchten voor de winterkoude en in West-Europa overwinteren. De stand van de waterhoentjes gaat langzaam achteruit. Bedreigd zijn ze nog niet, maar in koude winters sterven er veel en het machinaal schonen van water partijen en het verdrogen van moerassen zijn oorzaken dat hun aantal langzaam maar zeker steeds afneemt.
Waar
Waterhoentjes komen wereldwijd voor in natte biotopen, moerassen en bij oevers met riet en oeverplanten. Er zijn 6 ondersoorten. Ze zijn afwezig in droge en arctische streken. Overal in de Haarlemmermeer zijn ze aan te treffen in en buiten de bebouwde kom.