Deze week vraag ik niet uw aandacht voor een soort, maar voor een verschijnsel. Half tot eind mei zijn we allemaal in voorjaarstemming en dan dwarrelen er opeens kruiwagers vol aan ‘dode’ bladeren van de bomen. Veel mensen schrikken daarvan. Indien je goed kijkt en weet wat er speelt, hoeft dat niet. In vele gevallen is dit ‘bruine’ blad namelijk van de zaden van iepen (zie foto) . Alle soorten iepen (veldiep, Hollandse iep, gladde iep, bergiep, goudiep, etc) kennen dit verschijnsel. Iepen bloeien namelijk al in maart met vrij onopvallende rode bloemetjes. In de loop van april en mei lijkt de iep dan in blad te komen, maar dit zijn de groene vliesjes die om de zaden zitten. Deze vliesjes geven de zaden ‘vleugels’ zodat ze verder mee waaien met de wind. De iep heeft dus nog geen blad, maar zit wel vol met zaden. Zo omstreeks half mei rijpen de zaden af, worden bruin en vallen af. In een goed jaar kunnen de zaden zo massaal geproduceerd worden dat de hele straat vol waait met grote hopen. Pas dan gaat de iep blad maken.
Bijzonder
Het kenmerk van alle iepenbladeren is, dat ze een scheve bladvoet hebben en een gezaagde rand die eindigt in een punt. Een scheve bladvoet betekent dat links en rechts van het steeltje het blad niet op dezelfde plek begint. En verder hebben alle iepen een karakteristieke ‘visgraat’ manier om zowel hun bladeren en hun jonge takken te plaatsen. D.w.z. zowel de takken als de bladeren staan in hetzelfde vlak strak in een regelmatig patroon.
Waar
Vroeger groeiden iepen in dichte bossen in Europa op vruchtbare grond. Die bossen zijn er niet meer omdat die grond ingenomen is door landbouw. De iep is een majestueuze boom met hele gunstige eigenschappen voor een stedelijk omgeving. Zijn takken breken niet bij storm (autolak!), zijn wortels zijn oppervlakkig en wrikken geen rioolpijpen open. Daarom vinden we heel veel iepen in steden. Jammer dat sinds 1919 tot 3x toe een iepenziekte plaag 90 % van de iepen heeft uitgeroeid.