Er kwamen in Nederland ca 40 soorten hommels voor. Daar zijn er nu nog ca 30 van over waarvan veel soorten zeldzaam of bedreigd. Er zijn een stuk of 10 soorten nog algemeen. Dat zijn soorten als de aardhommel, de akkerhommel, de steenhommel en sommige koekoekshommels, die parasiteren op gewone soorten en er daarom sterk op lijken. De boomhommel is de minst algemene van de algemene soorten. Hommels zijn vrij dikke bijen met een bontjasje. Dat is een aanpassing waardoor ze bestand zijn tegen koud weer en dus vroeger kunnen vliegen dan ’naakte’ bijen. Hommels zijn wilde kolonievormende bijen en nemen heel veel van de bestuiving in de natuur voor hun rekening Ze hebben ook een angeltje, maar tenzij je op hun nest gaat staan hebben ze geen neiging om te steken.

Bijzonder

Hommels zijn vrij makkelijk uit elkaar te houden omdat ze van moeder natuur een ‘streepjes’ code hebben meegekregen. Zo is de steenhommel zwart met een rode punt, de akkerhommel homogeen bruin, de aardhommel is zwart met een gele strepen en een witte punt en de boomhommel is zwart met een bruin middenstuk en een wit achterlijf (foto). Koekoekshommels lijken op de soort waarop ze parasiteren: ze dringen een nest binnen, doden de koningin en laten haar werksterhommels de eigen larven groot brengen. Deze koekoekshommels hebben een minder behaard glanzend achterlijf.

Er kunnen kleinere en grotere exemplaren door elkaar voorkomen. Dat hangt af van de hoeveelheid voedsel dat een larve krijgt. Hommelkoninginnen leven ruim 1 jaar. Uit zeer goed verzorgde  larven ontwikkelen zich de grote koninginnen van het jaar erop. Ze worden meteen bevrucht en bewaren dat zaad tijdens de overwintering. Darren en werksters sterven voor de winter.

Waar

Hommels hebben ook een sterke specialisatie naar plekken waar ze broeden: Ze maken meestal kleine kolonies van 80 tot 600 werksters. De steenhommels hebben een voorkeur voor gaten in muren, aardhommels voor muizenholletjes in de grond en boomhommels voor gaten in bomen of nestkastjes boven de grond. Hommels komen voor in koelere steken en dus niet in de tropen.