Het is volop paddenstoelentijd. Er zijn momenteel ruim 6.000 soorten ontdekt en beschreven in Nederland. Ca. 500 daarvan behoren tot grote en opvallende soorten. Verreweg de meesten zijn zo klein dat je ze met een loep en/of microscoop moet bekijken. Heel veel soorten lijken ook erg op elkaar en moeten met chemische proefjes of met microscopisch onderzoek aan de sporen onderscheiden worden. Dat is werk voor specialisten. Een tussencategorie bestaat uit soorten als de Mycenapaddenstoeltjes. Ze zijn niet groot en ook niet heel klein. De meeste zijn een centimeter of 5 hoog en veel soorten komen in bundels voor en in grote groepen. Ze hebben dunne breekbare steeltjes en een klokvormig hoedje van 0,5 tot 3 cm diameter. Wereldwijd zijn er bijna 1.500 soorten ontdekt waarvan er in Nederland meer dan 100 soorten voorkomen. Mycena’s zijn vrijwel altijd saprofytisch. Dat betekent dat ze leven op dood hout of ander organisch materiaal. De mycenasoorten behoren tot de talrijkste paddenstoelensoorten. Je vind ze overal. Het woord mycena is afgeleid van het Griekse woord Mykes en betekent gewoon paddenstoel. Eén van die soorten met een opvallende naam is de bloedsteelmycena.
Bijzonder
De bloedsteelmycena is voor een mycena een vrij grote soort. Bij beschadiging van deze soort scheidt deze een donkerroodbruine vloeistof af. Vandaar de associatie met bloed. (foto met ’bloed’ op de hoed) Sommige soorten zijn eetbaar, terwijl andere giftige stoffen bevatten, maar ze zijn meestal te klein om voor koken interessant te zijn. Sommige mycenasoorten zijn bioluminiserend, dwz ze geven licht via een chemische reactie net als zeevonk. Dat zou verband kunnen houden met een verhoogde aantrekkelijkheid voor insecten en daarmee een verhoogde kans op het verspreiden van sporen. Het is frappant dat die lichtgevende soorten meestal niet verwant zijn en dat deze truc zich dus vele malen onafhankelijk heeft ontwikkeld. Dat heet parallelle evolutie.
Waar
De bloedsteelmycena groeit bijna altijd op rottende stronken en afgevallen takken van de eik.