Er zijn in Nederland ongeveer 500 soorten dagvlinders bestaande uit vele families. Iedereen kent wel de witte koolwitjes of de blauwtjes. Een vrij weinig bekende familie is die van de dikkopjes. Het zijn meestal bruine vrij kleine vlinders met een mooie tekening waarbij mij het meeste opvalt dat ze hun vleugels op een speciale manier houden bij rust. Het voorste paar vleugels is dan nl opgevouwen en het achterste paar blijft opengevouwen en half omhoog gehouden. Als je daarop let is het een heel opvallend en makkelijk kenmerk. De meeste andere dagvlinders houden hun vleugels in rust recht boven hun rug tegen elkaar en nachtvlinders vouwen hun vleugels om hun lichaam heen als een dakje. Wereldwijd zijn er ongeveer 3.500 soorten Dikkopjes: in Europa 47 en in Nederland 14. Eén van de meer algemene soorten is het Groot Dikkopje (foto).
Bijzonder
Het Groot Dikkopje is vrij algemeen en leeft in ruige wat hogere graslanden in de buurt van bosranden. Hij kan in hoge dichtheden van 15- 100 stuks per hectare voorkomen. De waardplant van de rups is gras en de nectarplanten voor de volwassen vlinder zijn meestal braam of akkerdistel. Het Groot Dikkopje komt meestal in 1 generatie voor tussen mei en augustus. De rups overwintert in half volwassen toestand in een coconnetje laag in hoog gras. In de ochtend maakt het mannetje vaak inspectietochten door zijn territorium dat meestal bestaat uit een luw zonnig hoekje. Dit territorium wordt fel verdedigd tegen andere mannetjes. Als er een vrouwtje voorbij vliegt maakt het mannetje een snelle baltsvlucht waarna beide vlinders samen ergens landen.
Bijna alle communicatie bij deze en andere vlinders gaat via geurstoffen of feromonen. De mannetjes van Groot Dikkopje hebben donkere strepen op hun vleugels die bestaan uit geurschubben.
Waar
Overal in bermen, langs hagen en bosranden met wat hoger gras en luwe zonnige plekken kan het Groot Dikkopje worden gevonden in deze periode van het jaar.