In april is het voorjaar volop op stoom. De sneeuwklokjes, krokussen en winterakonieten hebben hun bloeicyclus al voltooid en zijn bezig met de zaadzetting. Maar de natuur is zo mooi ingesteld dat er in elke periode van het jaar, dat er insecten zijn, nieuwe golven van soorten in bloei komen zodat er in principe altijd ruim stuifmeel en nectar beschikbaar komt. Er zijn 2 grote bloeiclusters te onderscheiden: Van december t/m mei bloeien de bolgewassen, die ook vaak stinsenplanten zijn. Door hun bollen en wortelstokken kunnen zij in bossen ‘voor de zon uit’ bloeien op hun reserve voedselbron, dwz voor het bladerdek van de bomen te dik is. Van juni t/m september gaan de veldbloemen bloeien die uit zaad ontstaan en op zonnekracht groeien die dan volop beschikbaar is. De soort die op dit moment aan het domineren is in de bossen is de vingerhelmbloem.
Bijzonder
De vingerhelmbloem bloeit meestal blauwpaars en heeft wasachtig glimmende blauwgroene bladeren. Waar hij voorkomt staat hij meestal in grote clusters (foto). Hij bloeit vanuit een bolletje dat ongeveer zo groot is als een hazelnoot. En voordat de plant en ook de bol afsterft, maakt elke bol 2 nieuwe en ook vormt de plant knopjes die ook tot bolletjes uit kunnen groeien. De naam helmbloem komt doordat de 4 kroonbladeren een soort omhooggericht helmvormig spoor vormen. Daarin zit de nectar waar bijen en hommels op afkomen. En door het hoge spoor moeten ze flink hun best doen zodat ze vol bepoeierd worden met stuifmeel aan de ingang van het spoor. Dat garandeert een goede kruisbestuiving. Elke bloem maakt 2 zaden. Die zaden zijn voorzien van een mierenbroodje. Dat is een zacht zoet aanhangsel waar mieren dol op zijn. Zij slepen de zaden daarom mee naar hun nest of andere plekken. En dat zorgt weer voor een goede verspreiding.
Waar
Vingerhelmbloemen komen voor in de ondergroei van vooral abelen- en iepenbossen. In de binnenduinrand zijn ze erg algemeen maar ze zijn ook in het Wandelbos Hoofddorp te vinden en verwilderen makkelijk naar tuinen.