Vraagt u zich ook wel eens af waar die duizenden zangvogeltjes zoals mezen en roodborstjes van leven in de winter? De hele dag hippen ze rond in bomen en pikken zich een ongeluk. Wat zouden ze oppikken als er in de winter nauwelijks insectenleven is? Een deel van het antwoord is dat ze eitjes oppikken maar ook zijn er overal en nergens larfjes en poppen te vinden. Een deel van dat voedsel bestaat uit een vrijwel onbekende familie motjes: De zakdragers. Er zijn in Nederland 24 soorten zakdragers bekend. Deze micromotjes zijn zo onaanzienlijk dat het niet verwonderlijk is dat deze familie genoemd is naar de larfjes. Bij hun geboorte blijft een deel van het ei aan hun lichaam kleven. Daaruit vormt het larfje een soort zakje waar hij met zijn achterlijf in zit. Alleen de pootjes en de kop steken er uit. Om zich te beschermen plakken de zakdragers op hun coconnetje allerlei rommeltjes uit hun omgeving zodat ze niet of nauwelijks opvallen. Zo zitten er op elke boom of struik tientallen van die zakdragertjes.
Bijzonder
De rupsen van de sigaarzakdrager leven in een zelf gemaakte gladde zak in de vorm van een sigaar. Die bedekt de larve met mos of boomschors en is meestal aan een boomstam bevestigd. Dat coconnetje is 1 a 2 cm groot. De reuzenzakdrager is de grootste soort en daarvan is het coconnetje maximaal 4 cm groot. De rupsen van de sigaarzakdrager leven van korstmossen. De gewone zakdrager plakt strootjes op zijn zakje en andere soorten ook zandkorrels. Zakdragerlarven kunnen het hele jaar door worden aangetroffen op bomen en schors maar het kost best wel speurwerk om ze te leren zien. Dat doen meesjes die er dicht op zitten beter dan wij mensen.De vrouwtjes hebben geen vleugels en blijven hun hele leven in hun zak. Alleen mannetje hebben vleugels. De mannetje vinden de vrouwtjes met feromonen (seks lokstoffen). De motjes zijn 1-2 cm groot en vliegen in mei en juni. Ze zijn veel algemener dat je denkt.
Waar
Zakdragers zijn zeer algemeen en komen ook in stedelijk gebied voor.