In 2005 hebben we de ondergroei van het Hoofddorpse Wandelbos verrijkt met een aantal soorten, vooral stinsenplanten, waaronder armbloemig look, driekantig look, sneeuwklokjes, bosanemoon, winterakoniet, vingerhelmbloem, wilde hyacint, en vogelmelk. De bodem van het wandelbos bestaat uit humusrijke klei met wat kalk en daar doen deze soorten het goed. Sommigen zelfs erg goed: vooral armbloemig look en daslook (foto daslook en armbloemig look velden in het Hoofddorpse wandelbos). Weinig mensen weten dat je deze wilde uien goed kunt eten en kunt verwerken in talloze gerechten. Voordat we verslaafd raakten aan het aanbod van de supermarkten waren we in deze regio grotendeels afhankelijk van wat we zelf konden telen en inmaken en werd het karige menu aangevuld met wat er uit de natuur verzameld kon worden. Elk van de ca 10 soorten wilde uien in Nederland heeft weer zijn eigen specifieke variatie op de bekende uiengeur. Vooral daslook wordt daarbij om zijn zachte uiensmaak extra gewaardeerd. Er is inmiddels genoeg voor iedereen om er wat van de te plukken maar niet genoeg voor hebzucht.
Bijzonder
Veel uien hebben namen van dieren: Kraailook, Daslook (Latijns allium Ursimum: berenlook). De naam berenlook komt van het bijgeloof dat beren na hun winterslaap (en misschien ook dassen) zich in het voorjaar aan deze plant te goed deden. Van daslook kan pesto en marinade gemaakt worden en in soepen en salades. Ook op een boterham met kaas doet een blaadje daslook het goed. De meeste uien hebben smalle of ronde bladeren. Daslook wijkt daar vanaf doordat het brede platte bladeren heeft die wel 40 cm hoog kunnen worden. Zoals alle uien maakt daklook ook knolletjes. De soort bloeit eind april en mei. In juni verdwijnt hij onder de grond om pas weer in maart te verschijnen. Alles van uien is te eten.
Waar
Daslook komt voor in Eurazië behalve in het uiterste zuiden en noorden. Hij groeit het liefst in schaduwrijke bossen op humusrijke vochtige kalkhoudende grond.