De knobbelzwaan is een vertrouwde verschijning in en om steden. Maar dat is nog niet zo lang het geval. Tot een jaar of 100 geleden waren ze zeldzaam. Oorspronkelijk kwam deze zwaan voor in Centraal Europa van Scandinavië tot aan de Zwarte Zee. Zijn leefgebied is enorm uitgebreid omdat hij om zijn statige verschijning als tamme of half wilde parkvogel op veel plaatsen door de mensen is geïntroduceerd. Vandaaruit heeft hij zich verder verspreid. De beide seksen lijken erg op elkaar. Het mannetje is alleen wat forser en heeft een grotere knobbel op zijn snavel. Een knobbelzwaan is pas na 3 jaar geslachtsrijp en blijft tot een jaar bij zijn ouders. Jongen hebben eerst grijs dons en tot ze volwassen zijn bruinige tinten en een grijze snavel. Adolescenten leven meestal in grote groepen samen en dat doen volwassen dieren ook buiten het broedseizoen.
Bijzonder
De knobbelzwaan heeft een lange nek en van alle vogels het grootste aantal nekwervels, nl 26.De zwaan is in het broedseizoen erg territoriaal. Om zijn verschijning zijn er veel mythes geweven. O.a. dat hij armen en benen kan breken met een vleugelslag. Dat is een fabeltje. Ook de huwelijkstrouw van zwanen is spreekwoordelijk, maar dat is geen mythe. In de middeleeuwen werden zwanen gehouden om op te eten. Zwanenvlees eten was het uitsluitende recht van de adel: het zgn. zwanenrecht. De knobbelzwaan is met zijn gewicht van 10-12 kilo een van de zwaarste vliegende vogelsoorten. Hij heeft dan ook een lange aanloop nodig om zich in de lucht te verheffen en bij het vliegen maakt bij een kenmerkend suizend geluid. Vliegend maakt hij meer geluid dan op de grond. I.t.t. tot de wilde zwanen, die veel trompetteren, is hij erg stil. Meer dan sissen bij een bedreigende situatie doet hij meestal niet.
Waar
De knobbelzwaan is een vogel die grote hoeveelheden waterplanten eet. Zijn voorkeursbiotoop bestaat uit traag stromende of stilstaande wateren. Die vind je veel in parken en om bebouwing.