U denkt vast wel eens: hoe lang gaat deze column nog door? Het antwoord daarop zal meer van mijn eigen leeftijd afhangen hebben dan van het aantal onderwerpen. In Nederland zijn tot dusver zo’n 48.000 soorten planten en dieren (exclusief eencelligen, etc) beschreven en de meeste komen wel eens in de Haarlemmermeer langs.
Sinds 2006 heb ik ongeveer 450 soorten daarvan gehad en met eens in de 14 dagen een column, kan ik zeker nog 100 jaar voort. Ik heb zelfs nog geen kans gezien een voorbeeld van alle grote groepen organismen te behandelen. Deze week daarom weer eens een hele nieuwe categorie, waarvan meer dan 8000 soorten ontdekt zijn, met honderden in Nederland. Het gaat om de springstaarten. Springstaarten behoren, net als insecten, tot de zespotigen.
Bijzonder
Springstaarten worden slechts enkele mm groot en ontlenen hun Nederlandse naam aan een vork die onder hun buik ligt (zie foto).
In rust zitten de tanden van de vork vast achter een soort grendeltje. Als de springstaart bij gevaar wil springen, zet hij kracht op de vork en laat dan het grendeltje los. Daardoor slaat de vork met een klap op de ondergrond (of op het water) en wordt de springstaart centimeters weg gelanceerd.
Een springstaart heeft nog een 2e geheim wapen. Het is een buisvormig mondorgaan wat eindigt in twee buisjes en uitgestulpt wordt met behulp van de bloeddruk. De functie is een combinatie van het opnemen van vocht en het vasthechten aan de ondergrond.
De springstaart is zelf waterafstotend, waardoor hij zonder moeite haast wrijvingsloos over het wateroppervlak glijdt. Dreigt hij door de wind weg te worden geblazen, dan steekt hij deze collofoor, die niet waterafstotend is, door het wateroppervlak als een soort micro ankertje en lijkt daardoor aan het wateroppervlak te kleven.
Waar
Springstaarten leven meestal in de strooisellaag of op het wateroppervlak en voeden zich met rottend organisch materiaal en schimmels. Ze kunnen daar in enorme aantallen voorkomen: honderden of duizenden per m2 in de meeste Nederlandse tuinen.