Parnassia is een plantje waarvan de schoonheid al in de Griekse oudheid bezongen werd: z’n naam komt van de godenberg Parnassus, die synoniem stond voor het mooiste en beste plekje om te leven.
Jammer dat veel van die mooie plantjes het in onze rationele tijd zo moeilijk hebben en bedreigd worden in hun voortbestaan. Dat geldt ook voor het duizendgulden kruid, de kievitsbloem en de wilde anjers. Maar daarom is het extra leuk dat een aantal van onze natuurontwikkelingsprojecten zo’n succes zijn dat dit soort planten er weer een nieuwe groeiplek bij krijgen.
De meeste parnassia in Nederland vind je in vochtige duinvalleien. Vroeger kwam dit plantje ook in het binnenland voor op vochtige voedselarme plekken. En die zijn er bijna niet meer. Maar zo’n plekje hebben we 5 jaar geleden met het Recreatieschap Spaarnwoude gecreëerd in het Groene Carré Zuid en deze week trof ik daar tot mijn blijdschap honderden parnassia planten aan.
Duizendguldenkruid, moeraswespen- en rietorchissen, bitterkruid en stijve en rode ogentroost, moeraskartelblad, rondbladig wintergroen en nog 50 andere soorten hebben daar ook een plek gevonden.
Bijzonder
Parnassia is een plantje met een bladrozet en fijne witte geaderde bloemen. Het bloeit van juni tot september. Bij elke van de 5 bloembladen staat een meeldraad. Hoever de plant is met bloeien, is af te lezen aan deze meeldraden die na elkaar openklappen. Pas als alle meeldradenrijp zijn wordt de stamper geactiveerd.
Parnassia maakt net als orchideeën stofzaad, dat makkelijk met de wind verspreid wordt. In theorie kan er zaad van de Strandvlakte bij IJmuiden naar onze orchideeënweide gewaaid zijn.
Parnassia staat in de zwaarste categorie van beschermde rode lijst planten omdat het zeer sterk in aantal is afgenomen.
Waar
Parnassia houdt van open tot grazige, vochtige tot natte, voedselarme, zwak zure tot meestal kalkrijke, onbemeste grond (zand, leem, mergel, laagveen en stenige plaatsen). Het komt over het hele Noordelijke halfrond voor.