De regenworm heeft een verdikking aan de voorzijde van het lichaam, die vaak lichter van kleur is ten opzichte van de rest van het lijf. Deze band wordt het zadel genoemd. Vaak wordt gedacht dat het verdikte zadel de geslachtsorganen of eieren bevat maar dit is niet juist.
Het zadel is een groep van slijmproducerende cellen. Het slijm dat wordt afgescheiden dient als ′reageerbuis′ waarin de eitjes en het sperma samenkomen en droogt later in tot een cocon dat de eieren beschermd tegen uitdroging.
Onder vochtige omstandigheden kruipen de dieren naar boven en komen uit hun gang op zoek naar een partner. Omdat ze gevoelig zijn voor uitdroging, gebeurt dit meestal in de schemering of na een regenbui.
Regenwormen bevruchten elkaar niet tijdens de paring maar wisselen alleen zaadcellen uit. Als eieren voldoende zijn ontwikkeld, vindt de uiteindelijk de bevruchting plaats. Hierbij wordt een slijmlaag rond het zadel gevormd, dat als een gordel om de worm zit. In het slijm zitten voedingsstoffen voor de zich ontwikkelende embryo′s. Zodra de slijmband is gevormd, ‘wurmt’ de worm deze band naar voren tot over de vrouwelijke geslachtopening. Daar worden de eieren afgezet in het slijm. Nadat de slijmkoker van (nog onbevruchte) eieren is voorzien wordt deze verder afgestroopt tot de blaasjes waar het sperma bewaard wordt. Met het bewaarde sperma uit zakjes worden de eieren bevrucht. Dan stroopt de worm de slijmkoker volledig van het lichaam en verdroogt deze tot een harde cocon ter grootte van een erwt met een kenmerkende citroenvorm (Zie foto).
Hoewel de cocon meerdere levensvatbare eieren bevat, kruipt uit de meeste cocons maar één jonge worm. De gewone regenworm kruipt na 1-5 maanden uit de cocon, afhankelijk van de omstandigheden. 0.5-1.5 jaar later is de worm geslachtsrijp. De levensduur van de gewone regenworm in het wild is enkele jaren, maar weinig exemplaren leven lang genoeg om de maximale lengte van 30 centimeter te bereiken. Ze kunnen 6 jaar oud worden.