Iedereen kent regenwormen. Maar ze zijn zo interessant en er bestaan zoveel misconcepties over, dat er 4 columns nodig zijn voor een redelijke behandeling.
Regenwormen behoren tot de ringwormen. Dit is zijn wormen die de zee verlaten hebben en in zoetwater maar ook op het land kunnen leven. Regenwormen zijn meestal in grote aantallen te vinden. Het lichaam van regenwormen is net als bij alle ringwormen opgebouwd uit segmenten of ringen. De segmenten zijn binnen in het lichaam gescheiden door een wand. Door deze segmentwanden heen lopen de spijsverteringskolom, de aderen, de zenuwstreng en bepaalde klieren. Deze klieren werken als nieren, waarmee stoffen als urinezuur, zouten en ammoniak worden afgevoerd en water wordt teruggewonnen uit afvalstoffen.
Het lichaam van de regenworm kan bestaan uit 100-150 segmenten. Verharde structuren zoals tanden of kaken ontbreken. Een regenworm heeft geen ogen of oren maar kan wel trillingen en geschikte voedingsbronnen waarnemen. De lichaamsholten zijn met een vloeistof gevuld en staan onder druk, wat de worm stevigheid geeft.
Net als andere ongewervelde dieren hebben ze geen hersenen maar een aantal knooppunten waar de zenuwen samenkomen, bv in de mondflap. De mondflap is een belangrijk lichaamsdeel omdat het dient als een tastzintuig bij het zoeken naar voedsel. Deze ‘bovenlip’ dient ook als grijporgaan. Regenwormen hebben geen ogen, maar zijn wel gevoelig voor licht. De regenworm heeft geen speciale ademhalingsorganen, maar wel een gesloten bloedvatensysteem, waarmee door de huid zuurstof opgenomen wordt en uit de darm opgenomen voedingsstoffen worden getransporteerd.
De gewone regenworm heeft vijf paar harten en dus tien harten in totaal. Om het lichaam van zuurstof te voorzien, hebben regenwormen net als gewervelde dieren rood bloed, maar geen rode bloedcellen. Omdat regenwormen soms in zuurstofarme omstandigheden belanden, zoals bij langdurige overstromingen van het land, kan hun bloed veel zuurstof opnemen.