Ook de naam Holland heeft met eiken te maken. Holland komt niet van ‘hol’ maar van ‘Holt’. Onze veengebieden bestonden vroeger uit machtige eikenbossen. Veeboeren op veenweides stuiten nog steeds elk jaar op enorme stammen van eiken die in het veen verzonken waren en die door het inklinken en vervliegen van het veen bovengronds komen, zogenaamde veeneiken (foto).
De grootste eik van Groot-Brittannië is ca 1000 jaar en heeft een stamomtrek van 12,7 m. De Chêne du Tronjoli (ook 1000 jaar) staat op een boerderij in Bretagne. De Kongeegen in Denemarken wordt op 1000 – 1400 jaar oud geschat. Op de Veluwe zijn eikenhakhoutbosjes gevonden die mogelijk al meer dan 1500 jaar om de 8- 10 jaar zijn ‘geoogst’. In vroeger tijden waren eikels vooral belangrijk als varkensvoer. Eikenhout is hard en sterk. En wordt nog steeds gebruikt als constructiehout, voor parket, deuren en voor de bouw van bruggen en steigers.
De bast bevat, evenals het hout van de oudere bomen, looistoffen die gebruikt worden bij de leerindustrie. Door koken komen de waardevolle looizuren vrij die gebruikt worden voor het looien van huiden. Als dit looizuur met ijzer reageert ontstaat Oost-Indische inkt. Dat proces is te zien bij het omzagen van een eik: op de zaagsnede vormen zich zwarte vlekken. Op eiken komen zeer veel gallen voor. Wel 40 soorten galwespen gebruiken alle onderdelen van de eik:het blad, bladknoppen, eikels, takken en zelfs wortels. De galwesp en zijn larve geven een soort plantenhormoon af dat de plant aanzet tot het vormen van een verdikking. Deze is meestal hard aan de buitenkant en zacht en smakelijk van binnen en vormt een veilige en ideale plek om op te groeien voor jonge galwespen.
Waar
In alle gebieden boven de evenaar groeien eiken. Uitgestrekte eikenwouden besloegen ooit grote delen van Europa. Van deze oerbossen is er nog maar weinig overgebleven. Groot-Brittannië heeft de grootste en mooiste ongerepte oerbossen van Noordwest-Europa waar nog veel eiken staan.