Hommels (1 van 5)
I.v.m. het Jaar van de Bij volgt nu een serie over hommels. Er zijn 2
groepen hommels: 22 volkenvormende soorten en 7 solitaire soorten die
zelf geen nest maken maar eitjes in het nest van andere soorten leggen:
de koekoekshommels. Een hommel is een vrij grote bij met meer
beharing. Dit is een aanpassing aan koude en noordelijke streken.
Hommelsoorten zijn herkenbaar aan de kleurencodes op hun lichaam(zie
foto). Hommels leven net als alle andere bijen van nectar en stuifmeel. De
suikerrijke nectar is de energiebron, stuifmeel de eiwitbron. Hommels
kunnen per tocht stuifmeel verzamelen tot 60% van hun lichaamsgewicht.
Het stuifmeel kunnen de vrouwtjes met behulp van nectar en hun
voorpoten tot een klompje samen plakken aan hun achterpoten. Omdat
hommels geen grote honingvoorraad aanleggen moeten er van maart tot
september bloeiende planten aanwezig zijn. Een hommel heeft een lange
tong waarmee ze nectar uit de bloemen opzuigen. De tong wordt
beschermd door een schede. Wanneer de hommel haar tong niet gebruikt
zit de schede onder haar lichaam gevouwen. De lengte van de uitrolbare
hommeltong varieert van soort tot soort. Hierdoor treedt er specialisatie in
bloembezoek op, waardoor hommels minder onderlinge concurrentie
hebben. I.t.t. andere bijen hebben hommels stevige kaken. Wanneer
nectar te diep in een bloem verborgen is, bijt de hommel een gaatje in de
zijkant van de bloemkroon. Een kolonie hommels sterft elk najaar, alleen
de bevruchte jonge koninginnen overwinteren. Slechts enkele
hommelsoorten gebruiken meerdere keren hetzelfde nest, mogelijk
vanwege nestparasieten. Hergebruik van het nest komt voor bij soorten
als de boomhommel. De hommel kan zelf zijn lichaamstemperatuur
regelen, door het trillen van de borstspieren, zonder dat de vleugels
meebewegen. Hij kan zo een lichaamstemperatuur van 30-32 �C
handhaven. De koningin vliegt al bij een buitentemperatuur van 2 �C, de
werksters bij 6 �C. De volgende weken volgt meer over hommels.