De Kattenkruidbij heeft een voorkeur voor steile wanden en muren waar
zij beperkt is tot Midden- en vooral Zuid-Nederland, maar in Duitsland ook
in het stedelijk gebied. Zijn voedselplanten zijn Kattenkruid, Stinkende
ballote, Veldsalie, Betonie maar ook Vlinderbloemigen, Vetplanten en
Slangenkruid. De Zwarte sachembij was vroeger ruim verspreid in
Nederland, maar is nu beperkt tot Zuid-Limburg. Deze soort heeft wat
bloembezoek betreft geen bepaalde voorkeur. De Gewone sachembij is de
meest algemene, maar nog steeds vrij zeldzame sachembij in Nederland.
In De Heimanshof en een ander gebied in Hoofddorp zijn de voornaamste
waardplanten Holwortel en Gevlekt longkruid . Uit andere plekken van
Nederland kunnen het ook zijn gewone smeerwortel Gewone ossentong ,
alle sleutelbloem-en dovenetelsoorten, Hondsdraf , Voorjaarshelmkruid,
en Kruipend zenegroen.
Bijzonder
Veel solitaire bijen hebben een korte tong waardoor ze alleen bloemen
met oppervlakkig liggend nectar bezoeken. De meeste Sachembijen
hebben een lange tong en bezoeken daarom veelal planten met een lange
kroonbuis. Voor de bloemen zijn ze vliegend als een kolibrie te zien. Deze
tong is met 13 mm bijna net zo lang als hun lichaam (Zie foto).
Sachembijen broeden zo mogelijk in kolonies in steile wanden van
rivieren, dijken, weg talud’s of muren. Dus niet in holle stokjes in
insectenhotels. De broedcellen liggen ongeveer 5-10 cm onder de grond
aan een korte hoofdgang. De doorsnede van de gang is ongeveer 9-10
mm. De broedcellen worden aan korte zijgangen van de hoofdgang
aangelegd en liggen in clusters tegen elkaar aan, met de celingangen
dicht bij elkaar. De broedcellen worden aan de binnenkant met een
perkamentachtige, witte klierafscheiding bekleed. De cellen worden schuin
naar beneden aangelegd waarbij het dekseltje aan de bovenzijde ligt. Dit
is noodzakelijk omdat de voedselvoorraad erg vloeibaar is. Een
horizontaal georiënteerd broedcel zou meteen leeglopen.