Zoals vorige week aangeven, gaan we in het kader van het Jaar van de Bij
de komende weken een kijkje nemen in de fascinerende wereld van de
bijen en dan vooral van de solitaire bijen.
Eerst de sachembijen in 3 afleveringen. Sachembijen hebben een beetje
hommelachtig uiterlijk: een dikke beharing en een lange tong omdat ze al
vroeg in het jaar als het koud is, vliegen. Sachembijen herken je aan de
verlengde middelste poten (behalve de Andoornbij). Die zijn merkwaardig
dun en bieden bij het staan nauwelijks steun, daarvoor zijn ze ook te lang.
Deze middelste poten zijn voorzien van flinke haren, die aan het 1e
voetlid lange zwarte kwastjes vormen. Aan deze haren hebben ze de
naam sachembij te danken, volgens Jac. P. Thijsse, lijken de kwastjes op
de franje aan de broek van een indiaans opperhoofd (sachem). Zie foto.
De andoornbij beschikt niet over zulke kwastjes. Het is onbekend wat de
eventuele functie van deze lange haren is. Er kwamen in Nederland 8
soorten sachembijen voor, waarvan er voor 1975 al 4 soorten waren
uitgestorven. Ik zal ze behandelen met de waard- of voedselplanten.
Indien vele van de waardplanten u onbekend in de oren klinken: Dat komt
omdat ze nauwelijks meer voorkomen in onze steeds sterielere stedelijke
gebieden. De mooie sachembij werd het laatst gemeld in 1946 in Epe; de
noordelijke sachembij in 1949 in Helenaveen; de schoorsteen sachembij in
1961 in Herpen. De tweevlekkige sachembij is het laatst op het station
van Tienray in 1973 gezien; zij bezocht de grote centaurie, speerdistel,
gewoon biggenkruid, slangenkruid, gewone ossentong, zandblauwtje,
witte klaver en grote kattenstaart. De overige 4 sachembijen komen –
zoals veel bijzondere solitaire bijen vooral in Zuid-Limburg voor. De
Andoornbij nestelt in vermolmd hout en als voedselplant is zij afhankelijk
van lipbloemen van Bosandoorn, Moerasandoorn , Echte gamander en
Slangenkruid. Deze soort komt nog in duinen van Noord-Holland en in
Midden- en Zuid-Nederland voor.