Kniptorren danken hun naam aan het vermogen om liggend op de rug omhoog te
springen. Hun achterlijf heeft een uitsparing aan de buikzijde en het borststuk
heeft een uitstekende pin die hierin past. Het raakvlak kan op spanning gebracht
worden door spieren, bij genoeg spanning knikt het lijf en wordt het omhoog
geworpen. Dit wordt net zolang herhaald tot de kever op de buik ligt, en gaat
gepaard met een ’klik’-geluid vergelijkbaar met twee knippende vingers. Het
wordt ook gebruikt om vijanden af te schrikken. Er zijn meerdere geslachten en
soorten. De antennes kunnen net zoals de pootjes in een groef op de buik
worden teruggetrokken bij gevaar. Kniptorren kunnen ook vliegen maar niet
makkelijk. Ze klimmen eerst op een tak of halm voor de vleugels uitgevouwen
worden. Ieder vrouwtje legt 50 -150 eieren. Na circa 5 weken komen de
larven (ritnaalden) uit. De ritnaalden zijn hard, dun en maximaal 3 cm
lang. Ze zijn te herkennen aan hun geelbruine kleur, vandaar ook de
naam koperworm.
Bijzonder
De kever eet bloemen, nectar en bladeren, maar ritnaalden kunnen grote schade
aan gewassen toebrengen. De eerste 2 jaar voeden ritnaalden zich met dode
organische stof. In het voorjaar van het 3e jaar beginnen ze zich aan
gewassen tegoed te doen. De ritnaalden overwinteren in
akkerbouwpercelen diep in de grond. In het voorjaar komen ze weer
boven en kunnen dan aanzienlijke schade aan gewassen aanrichten. Na
vier tot vijf jaar zijn ritnaalden volgroeid en gaan zich verpoppen. Na circa
4 weken, in juli/augustus, komt de kniptor uit de pop. Deze verblijft dan
in de grond tot het volgende voorjaar.
Waar
Kniptorren leven bij voorkeur in vochtige grond op ruigten, grasland,
luzerne, klaver en graspercelen. De grootste aantallen in oppervlakkige
bodemlagen komen voor in de maanden april en mei. Bij droogte trekken
de larven zich terug naar diepere lagen. In vochtiger omstandigheden,
vaak in augustus/september, komen ze weer omhoog.