De meeste insecten worden vernoemd naar de volwassen
verschijningsvorm (‘imago’). Maar bij een niet onaanzienlijk aantal
soorten is het imago een zeer kort levende ‘omhulling’, die alleen dient om
te paren en eieren te leggen. Deze kortlevende imago’s eten bv niet eens
meer, terwijl hun rups of larve jarenlang leeft. Dat is bv het geval bij de
wilgenhoutrups. Onze polder is een zeer geschikt biotoop van deze soort,
maar pas vorige week kwam ik hem (massaal) tegen op een erf op mijn
zoektocht naar bijzondere bomen. De wilgenhoutvlinder is een soort die
hoort bij de houtboorders. Zijn rupsen leven in hout van allerlei soorten
loofbomen. In dit geval in zwarte elzen van een aanzienlijke leeftijd. De
rupsen vreten zich een jaar of 3-5 lang door het hout, verpoppen
regelmatige en overwinteren een aantal jaren. Soms verwisselen ze ook
van boom en kun je de vingerlange en -dikke rupsen over de weg zien
lopen. Meestal in mei.(Zie inzet) De vlinders vliegen in één generatie
ergens tussen april en augustus. De individuele vlinders leven niet langer
dan 8-10 dagen
Bijzonder
De boorgaten van de wilgenhoutvlinderrupsen kunnen makkelijk
onderscheiden worden van andere boorders. De rups geeft nl een
karakeristieke azijnachtige geur af. Om deze geur werd deze rups wel als
lekkernij gegeten. Als je hem zou willen beetpakken moet je een beetje
oppassen. Want zijn sterke kaken kunnen een flinke beet bezorgen, want
met deze kaken vreet de rups zich een weg door wilg, populier, els en ook
wel door eikenhout. De vlinder legt eieren laag op de stam en het liefst bij
beschadigingen van de bast. De kleine en de grote rupsen zouden (bijna)
niet door bast heen kunnen vreten.
Waar
De wilgenhoutvlinders komt voor bij rivieroevers, moerassen, bosranden,
en graslanden, met een duidelijke voorkeur voor een vochtige omgeving.
Het is een vrij algemene soort die verspreid over het hele land voorkomt,
vaak in polderlandschappen en meer in het westen van het land dan in het
oosten.