Afgelopen zaterdag hebben we met de jeugdclub van De Heimanshof alle in 2008 gebouwde nestkasten gecontroleerd. Van de 50 gecontroleerde
kasten waren er 38 bewoond met totaal 280 jongen: meest pimpel- en
koolmezen en gemiddeld 7.5 jongen per nest. In het Robin Hoodbos werd
een kast bewoond door een nest boomhommels, maar de grootste
verrassing was een boomklevernest in het Wandelbos, omdat het niet
eens bekend was dat deze vogelsoort in onze polder voorkwam. De
boomklever heeft een voorkeur voor oud hoog bos en dat hebben we niet
veel. Maar het wandelbos uit 1935 voldoet blijkbaar aan zijn wensen. De
boomklever broedt van eind april tot juli. Hij maakt het nest niet zelf,
maar gebruikt oude, verlaten holen van spechten en nestkastjes. Hij
pleistert de ingang dicht met klei vermengd met speeksel zodat hij er zelf
nog net doorkan. Het voedsel bestaat vooral uit insecten die hij zoekt door
met de snavel in de boombast te hakken. Hierbij klimt hij als enige
Nederlandse vogel ook met de kop naar beneden omlaag. Behalve
insecten worden vooral in de winter ook noten en zaden gegeten. In het
najaar legt de boomklever een ruime wintervoorraad van zaden en noten
aan.
Bijzonder
Boomklever is een van de soorten die het de laatste tijd voor de wind
gaat. Dat heeft wellicht te maken met modern bosbeheer, maar ook met
het feit dat hij zich aan past aan menselijke bewoning en deels een
cultuurvolger aan het worden is. Rond 1975 werd het aantal broedvogels
in Nederland geschat op 5000 en nu op 18000. Boomklevers leven in een
heel klein territorium; meestal niet groter dan 1000 m². In een eenmaal
gevestigd territorium blijven ze het hele jaar door en komen er alleen uit
in de winter, bij voedselschaarste.
Waar
Boomklevers broeden in vrijwel geheel Europa en de gematigde
klimaatzone van Azië tot Japan. Het zijn vogels van oude bossen, parken
en tuinen met veel loofhout. De volwassen vogels zijn standvogels, maar
jonge vogels zwerven soms over kleine afstanden uit.