Van de lijsterachtigen kent iedereen de merel, velen kennen de zanglijster en ook wintergasten als de koperwiek en de kramsvogel zijn vast redelijk
bekend. Maar wie heeft er ooit in de Haarlemmermeer een beflijster
gezien? Ik zeker niet, maar een lezeres uit de wijk Vrijschot bij het
Haarlemmermeerse bos overkwam dat vorige week wel. De beflijster lijkt
erg op de merel, maar onderscheidt zich vooral bij het mannetje door een
brede witte band of zijn borst. Deze band heeft de soort zijn naam en ook
zijn bijnaam dominee-merel gegeven. Ook de lichte randen rond zijn
zwarte veren (zie foto) geven deze vogel een iets gedistingeerds, alsof hij
een krijtstreep pak aan heeft. De bef is bij het bruine vrouwtje minder
duidelijk. Terwijl de merel een standvogel is, is de beflijster net als de
koperwiek en de kramsvogel een trekvogel met een krachtige vlucht. De
maand april is de kans het grootst om er één of meer te zien. Dan trekken
ze in Nederland in de grootste aantallen door van de Middellandse zee
naar hun Scandinavische broedgebieden.
Bijzonder
In Nederland worden de meeste exemplaren op de voorjaarstrek in april
op de Waddeneilanden gezien. Soms alleen of samen met koperwieken en
kramsvogels. In deze voorjaarstrek terug naar hun broedgebieden in het
noorden lijken deze vogels minder haast te hebben. Ze worden dan vaker
gezien en blijven soms een tijd hangen. In de herfsttrek naar het zuiden
hebben ze meestal veel meer haast en worden minder gezien.
Waar
Beflijsters zijn broedvogels van bergachtige gebieden en rotsachtige natte
heiden met een spaarzame begroeiing. Het nest wordt op de grond
gemaakt, bij voorkeur onder een overhangende rots. De belangrijkste
broedgebieden van de beflijsters liggen in Noorwegen, delen van
Schotland en Engeland, in de Alpenlanden en de Balkan. In grote delen
van west en midden Europa wordt de soort als trekvogel waargenomen. In
Nederland broedt de beflijster zelden of nooit.