De buizerd is in onze polder de laatste jaren gelukkig weer een gewone verschijning geworden. Dat hebben we voor een groot deel te danken aan
het terugdringen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Overal zie je
ze vooral in de winter op paaltjes, in bermen en in bomen zitten. Daar
wachten ze op het moment dat hun voornaamste prooidier, de
woelmuizen belieft omuit hun holletjes te komen. De meeste van deze
vogels komen uit noordelijke streken, maar talloos zijn al de paartjes, die
ook hier blijven en broeden. Een veel minder algemene en bekende
wintergast is de ruigpootbuizerd. Niet weinig verrast was ik dan ook toen
ik er vorige week (voor het eerst in 15 jaar) langs de spoorweg tussen
Hoofddorp en Nieuw-Vennep wel zes in een groep zag jagen. De
ruigpootbuizerd herken je aan zijn witte stuit en aan zijn zwarte
polsvlekken op de ondervleugel.
Bijzonder
De ruigpootbuizerd is groter dan de buizerd en kan een spanwijdte tot wel
1,5 m hebben. De naam ruigpootbuizerd komt van het feit dat zijn poten
tot aan de tenen bevederd zijn. Bij de meeste ander Nederlandse
roofvogels zijn de poten kaal. De manier van jagen is ook anders. Hij leeft
vooral van op de grond levend kleine zoogdieren, die hij vangt door er net
als een torenvalk vanuit ´bidstand´ of na een korte stootduik vanaf een
zitplaats op te duiken.
Waar
Ruigpootbuizerds komen voor in een groot gebied rond de Noordpool in
Noord-Europa, Azië en Noord-Amerika. Broedvogels uit Scandinavië
komen in de winter in een groot deel van Europa voor. Ook in Nederland
zijn ze alleen ´s winters aan te treffen. In de zomer broeden de vogels, die
in Nederland overwinteren, in de Noorse berggebieden in boomloze
moerassige terreinen, afgewisseld met heide, wilgenstruweel en rotsen.
Het voorkomen in Nederland in de winter heeft een grillig karakter met
kleine aantallen. Sinds het jaar 2000 lijken deze wintergasten in aantal
toe te nemen.