Jaarlijks komen er meer aalscholvers naar de Haarlemmermeer. Hun naam is misleidend, want paling vormt maar een zeer klein deel van zijn menu, dat vooral uit
brasem en voorn bestaat. Commercieel is de brasem niet interessant en aalscholvers
vormen dus niet of nauwelijks een concurrent van de binnenvisserij. Wel weten ze in
de winter feilloos de plekken te vinden waar vissen overwinteren. Zo’n plek bezoeken
ze tot alle vissen van de voor hun geschikte jaarklassen op zijn. Hun dagrantsoen
van 0.5 – 1 kg bestaat uit zo’n 5-10 vissen. De ongeveer 250 vogels die onze polder
bezoeken eten dus zo’n 125-250 kg vis per dag. Door de vermeende concurrentie om
paling is de aalscholver erg vervolgd, waardoor er rond 1960 minder dan 1000 paar
over waren. Door bescherming, maar ook door toename van hun prooidieren
(fosfaat), heeft de stand zich weten te herstellen tot zo’n 20.000 broedparen verdeeld
over 25 kolonies.
Bijzonder
Aalscholvers broeden in kolonies, meestal in moerasbossen met elzen. Door de
uitwerpselen van de aalscholvers, die rijk zijn aan salpeterzuur, sterven de bomen
waarin de nesten worden gemaakt.
Anders dan de meeste andere watervogels, bevat hun verenkleed slechts zeer
weinig vet. Daardoor is het niet waterdicht en wordt een duikende aalscholver drijfnat.
De vogels drogen zich door met kenmerkend half gespreide vleugels op een paal of
in een boom te gaan zitten.
Waar
Aalscholvers komen wereldwijd voor. Onze vogels trekken alleen in heel koude
winters weg naar Frankrijk en Spanje tot in Tunesië. In normale winters worden onze
vogels aangevuld met dieren uit vooral Denemarken. Waar vossen leven, broedt de
aalscholver in bomen. Op eilanden, zoals Vlieland, wordt ook op de grond gebroed.
Het belangrijkste broedgebied is rond het IJsselmeer. De grootste kolonie is in de
Oostvaardersplassen (8400 paar). Op het IJselmeer wordt meestal in grote groepen
samen gejaagd. Daarbuiten, zoals in de Haarlemmermeer, wordt vooral solitair
gevist.