De torenvalk is de meest algemene roofvogel in Nederland. Vrouwtjes en jongen hebben een volledig bruin kleed. Mannetjes zijn te herkennen aan een grijze kop en
staart. De torenvalk leeft vooral van muizen, die hij op karakteristieke wijze vangt,
door stil in de lucht te ‘bidden’. Als een torenvalk stil hangt, heeft hij een muis gezien
en wacht hij op een geschikt moment om erop te duiken. De oudst bekende torenvalk
is ruim 23 jaar oud geworden maar de gemiddelde leeftijd is 3-4 jaar, doordat 75%
van de jongen het 2e jaar niet haalt. De belangrijkste doodsoorzaak is het verkeer,
gevolgd door verzwakking als gevolg van honger en ziekte.
Waar
In de Haarlemmermeer wordt al lange tijd intensief onderzoek gedaan naar de
Torenvalk door de Roofvogelwerkgroep en in het bijzonder door Bert Jan Bol. Hoewel
de stand erg kan fluctueren leven er gemiddeld 50 paren in de Haarlemmermeer.
Vooral rond Schiphol. De trend is langzaam stijgend. Dat komt doordat het gras rond
landingsbanen en langs wegen een zeer geschikt jachtterrein is voor deze valk. 2007
is een zeer goed muizenjaar. Voor roofvogels is er daarom overvloedig voedsel. Dit
jaar zijn er tenminste 68 broedparen geteld. 80% van de paren broedde in
nestkasten, de rest in dakgoten en overkappingen, in oude schuren en boerderijen, in
oude nesten van eksters en zwarte kraaien, in hangars op Schiphol en in spleten
onder bruggen en viaducten.
Bijzonder
Door de vele muizen was het aantal eieren per nest met 5-6 erg hoog. In Lijnden was
er zelfs een nest met 8 eieren; het hoogste aantal dat ooit in de Haarlemmermeer is
geregistreerd en door één vrouwtje gelegd. Alle 8 de jongen zijn succesvol
uitgevlogen (zie foto).
Op het knooppunt Raasdorp had een mannetje torenvalk twee vrouwtjes. Toen hij de
jongen van het eerste nest van muizen voorzag, zat het tweede vrouwtje enkele
meters verderop te broeden op de eieren van het andere nest. Het eerste vrouwtje is
zelfs nog aan een tweede broedsel begonnen.
Terugmeldingen
Alle torenvalkjongen en hun ouders worden zoveel mogelijk geringd. Na een jaar
wordt ongeveer een kwart van de nestjongen teruggemeld uit een straal van
ongeveer 100 kilometer. De ouders zijn tot op enkele kilometers na honkvast. Een
klein deel van de torenvalken uit de polder gaat ook verder weg; er zijn diverse
meldingen uit bijvoorbeeld Denemarken, Duitsland, Schotland, Frankrijk, Spanje en
zelfs een enkeling uit Noord-Afrika.